Quo Magazine No 5 (juli / aug. 2011): 'beweging'

voorpagina

interviews
interview met Wicher Meursing

columns
Nico Buisman - 'Life is moving in circles'
Jc Duarte - 'Moto Continuüm'
Mo Haan - 'On the Move'
Frederico Mendes Paula - 'De opstand van de Muladis Xantamarya Al-Gharb'
Teresa Pinto - '(Schijn) beweging'

blogs
Gonny Kruisdijk - 'De bewegingen van het platteland'
Marcos Moraes - Renata Rosa’s Encantações (muziek)
John Schwab - Movement in Cinema (film)
Petra Stam - 'Tarot: de Zon'

kunst
Rosa Bela Cruz- schilderkunst
Carlo Binotti - poëzie
Nico Buisman - poëzie
Patrick Chetboun - beeldkunst
António Couvinha - schilderkunst
Wicher Meursing - schilderkunst
Ricardo Pacheco - schilderkunst
Elliott Patrick - poëzie
Humberto Sotto Mayor - schilderkunst
Álvaro Leite de Vasconcelos - gravures
Paul Vens - poëzie
Peter Voerman - fotografie

recensies
Petra Stam - 'In het licht van de Maan' (boek)
Petra Stam - 'Doodstroom' (boek)
Beste lezer,

Wicher Meursing fantaseerde in de oorlog, dat hij met een fiets dynamo, met een gewicht wat van het dak naar beneden zou hangen, dat hij in die tijd elektrisch licht kon opwekken en een elektrische fiets zou maken.
Lees meer over deze eigenzinnige beeldhouwer in zijn interview aan QUO Magazine.

Wicher Meursing

Dear reader,

Wicher Meursing fantasized, during the war, that he would be able to generate electricity by hanging a dynamo with a weight, from the roof, and then he would use it to make an electric bike.
Read more about this willful sculptor in his interview to QUO Magazine.

Fotografie Peter Voerman
Schilderijen,
tekeningen,
beelden,
gravures
Rosa Bela Cruz
Patrick Chetboun
António Couvinha
Wicher Meursing
Ricardo Pacheco
Humberto Sotto Mayor
Álvaro Leite de Vasconcelos
Poëzie &
poëtisch proza
Carlo Binotti
Nico Buisman
Elliott Patrick
Paul Vens
Columns & Blogs Nico Buisman
Jc Duarte
Mo Haan
Gonny Kruijsdijk
Marcos Moraes
Frederico Mendes Paula
Teresa Pinto
John Schwab
Petra Stam
Webmaker: Teresa Pinto
John Kessels

Rosa Bela Cruz



Álvaro Leite de Vasconcelos



Peter Voerman
Photography Peter Voerman
Paintings,
drawings,
statues,
engravings
Rosa Bela Cruz
Patrick Chetboun
António Couvinha
Wicher Meursing
Ricardo Pacheco
Humberto Sotto Mayor
Álvaro Leite de Vasconcelos
Poems &
proze poetry
Carlo Binotti
Nico Buisman
Elliott Patrick
Paul Vens
Columns & Blogs Nico Buisman
Jc Duarte
Mo Haan
Gonny Kruijsdijk
Marcos Moraes
Frederico Mendes Paula
Teresa Pinto
John Schwab
Petra Stam
Webmaker: Teresa Pinto
John Kessels
De beweging die we kunnen waarnemen, de mentale beweging, de schijn beweging,…
Iedereen heeft daar verschillende ideeën over. Elke pagina van deze editie laat er een ander concept zien.
Laat je mee voeren door de beweging en geniet ervan!

De september/oktober editie van QUO Magazine verschijnt op 29 augustus met het thema: “Inspiratie”

Teresa Pinto
Reageren: info@quomagazine.nl
The movement that we can observe, de movement in de mind, de apparent movement…
Everybody has a different idea about it. Each page of this edition shows a different concept.
Go with the flow and enjoy!

The September/October issue of QUO Magazine will be online August 29th with the topic: “Inspiration”

Teresa Pinto
Reactions to: info@quomagazine.nl


Patrick Chetboun

António Couvinha

Ricardo Pacheco

Wicher Meursing
Moto Continuüm

Jc Duarte

Het “Moto Continuüm”, of “Perpetual Motion”, is iets waarnaar de mens lang heeft gezocht.
Een ononderbroken beweging die, zonder gebruik van externe voeding of brandstof, als een vorm van energie in het voordeel van de mens zou kunnen werken.
Het is duidelijk dat de wetenschap door gezond verstand, en door de wet,heeft laten zien dat voortdurende beweging onmogelijk is. Wrijving, warmteverlies en andere technische details voorkomen dat de geproduceerde energie groter is dan de toegediende energie.
Wat het dichtst bij “Perpetual Motion” komt, is de beweging van de sterren en de aantrekkings- en afstotingskrachten ertussen.
We hebben echter begrepen dat zelfs dat eindig is, omdat we ervan uitgaan dat alle sterren (of hemellichamen, zenders van licht of andere vormen van energie), vroeg of laat opraken en exploderen.
Daarom is van eeuwigheid geen sprake. Er zijn geen bewegingen, en de daaruit voortvloeiende energieën, die eeuwigdurend zijn!
Natuurlijk kunnen we altijd proberen het concept van het "eeuwige" te definiëren; op de schaal van een mensenleven? Op de schaal van het menselijk bestaan? Op de schaal van de berekende ouderdom van de Melkweg en van wat we kunnen voorspellen dat er nog van zal voortbestaan?
Daarom kan de eeuwigdurende beweging of “Perpetual Motion” niet bestaan omdat het concept "Perpetual" maar een droomtheorie is, ten val gebracht door wetenschappelijke speculatie.
Maar ik moet bekennen dat de onmogelijkheid van het bestaan van “Perpetual Motion” mij bevalt. Want wanneer het niet kan worden toegepast op twee of meer stukken materie, en eventueel ook op energie, in ruimte/tijd, dan is de “Perpetual Motion” ook niet van toepassing op de mens, aangezien de mens een integraal en geen losstaand onderdeel is van het universum dat we kennen en waarover we speculeren.
Bovendien is de eeuwige beweging die door de mens wordt gemaakt, iets dat me banger maakt dan terreur.
Een beweging die eeuwig is, zij het wetenschappelijk, esoterisch of esthetisch, wordt op den duur een monotonie, een gruwelijk conservatisme; een situatie die een contradictie lijkt, maar die het niet is: een eeuwige intellectuele beweging eindigt als onbeweeglijk en onveranderlijk, beweegt niet meer of ononderbroken.
Het bevalt me bovenmatig dat de “Perpetual Motion” niet bestaat. Dat de mens geneigd is om het verloop van, en de impulsen van het verleden te doorbreken en nieuwe grenzen te zoeken, zowel binnen als buiten zichzelf, en dat hij probeert te vernieuwen als reactie op degenen die zich hebben neergelegd bij het “pseudo- Moto Continuüm”, dat vanuit het denken is gecreëerd.
Weg met de “Perpetual Motion”! Leve het einde van de dingen en de geboorte van nieuwe ideeën, inclusief mezelf en het universum.

Moto Continuo

Jc Duarte

O Moto Continuo, ou Movimento Perpétuo, é algo que o Homem procura há muito.
Um movimento ininterrupto, sem necessidade de usar energia externa ou combustível, e que esse movimento seja passível de ser usado como forma de energia para uso em prol do Homem.
Claro está que a Ciência tem demonstrado através daquilo que sabe, e de que faz lei, que o Moto Continuo é impossível. Atritos, perdas térmicas e outras minudências técnicas impedem que a energia produzida seja maior que a energia aplicada.
Aquilo que conhecemos de mais próximo ao Movimento Perpétuo será o movimento dos astros e as forças de atracção e repulsão entre eles.
No entanto, julgamos saber que mesmo isso é finito, já que presumimos que toda as estrelas (ou corpos celestes emissores de luz ou outras formas de energia) cedo ou tarde se esgotam e se apagam ou explodem.
Portanto, perpétuo coisa nenhuma. Não há movimentos, e consequentes energias, perpétuos!
Claro que podemos sempre tentar definir o conceito de”perpétuo”: À escala da vida de um ser humano? À escala da existência da humanidade? À escala, calculada, da idade da Via Láctea e do que dela podemos prever que ainda existirá?
Donde, o Moto Continuo ou Movimento Perpétuo não pode existir porque o próprio conceito de “Perpétuo” não passa de um sonho teorizado, derrubado pela especulação científica.
Mas devo confessar que me agrada a impossibilidade da existência do Movimento Perpétuo. Porque se assim é quando aplicado a dois ou mais pedaços de matéria, quiçá energia também, nos referentes espaço/tempo, então o Movimento Perpétuo também não é aplicável ao Homem, porque parte integrante, e não excepção, do universo que conhecemos e especulamos.
E haver movimentos criados pelo Homem que sejam perpétuos é algo que me assusta para além do terror.
Que um movimento que seja perpétuo, seja ele científico, esotérico ou estético, acaba por se tornar numa sensaboria, num conservadorismo atroz, numa situação que, pareça embora uma contradição, não o é: um movimento intelectual perpétuo acaba por se tornar imóvel e imutável, deixando de ser movimento, ainda que perpétuo.
Agrada-me assim, de sobremaneira, que o Movimento Perpétuo não exista. Que o Homem se sinta tentado em quebrar os rumos e impulsos do passado e procurar novas fronteiras, dentro e fora de si, que procure inovar contra todos os que se acomodaram aos pseudo Moto Contínuos criados no pensamento.
Abaixo o Movimento Perpétuo! Acima o fim das coisas e o nascimento de novas ideias. Eu mesmo e o universo incluídos!
De opstand van de Muladis Xantamarya Al-Gharb

Frederico Mendes Paula

In de laat negende eeuw werd al-Andalus, onder de heerschappij van het Emiraat van Cordoba, gesticht door de Omajjaden prins Abd Ar-Rahman.

De vereniging van Al-Andalus en in het bijzonder de Gharb al-Andalus, was een multi-etnische, multi-raciale en multi-religieuze maatschappij, waarin verschillende gemeenschappen samen leefden, zoals Arabieren, Joden, Berbers en de Hispano-Romeinen en Hispano-Goten. Een groot gedeelte is Christen gebleven maar dan grotendeels gearabiseerd; met Mozarabische namen, en bekeerd tot de islam, met de naam Muladis (het Arabische muwallids, of pasgeboren).

De Muladis zijn niet alleen een gemeenschap in Al-Andalus; ze zijn een georganiseerde groep, een echte partij, met grote politieke, economische en sociale invloed en hebben het lot van het islamitische Hispania en zelfs het concept van de Luso-Arabische identiteit beïnvloed.
De Muladis voelden zich ongelukkig, omdat ze vaak behandeld werden als tweederangs moslims en vanwege de vervolging van de Mozarabische gemeenschap waar ze vandaan kwamen en waarmee ze nauwe betrekkingen hadden.

Toen de eerste opstanden zich voordeden in het jaar 879, was Emir Mohammed I de heerser van het Emiraat van Cordoba.

Omar Ibn Hafsune van Bobastro was de eerste die in opstand kwam; onmiddellijk sloten vele anderen zich aan, zoals Ibn Meruan Merida, Sadun Ibn Fatah van Coimbra, Abd Al-Malik ibn Jauade Beja en Bakr Ben Yahia van Ukshunuba (nu Faro).

Yahya, een kleinzoon van een Mozarabier, genaamd Rudolf, was een Muladi die zich recentelijk had bekeerd tot de islam.

Na zijn opstand versterkte hij de stad Faro, bouwde de bestaande muren van Vila-a-Dentro, die hij voorzag van hele stevige poorten, en veranderde de naam van de stad in Al-Gharb Xantamarya of Santa Maria van het Westen.

De opvolger van Bakr Ben Yahia was zijn zoon Bakr Ben Yahia, die ondanks het behoud van Xantamarya als politieke hoofdstad, het grootste deel van zijn tijd in Silves doorbracht, een stad die hij transformeerde tot culturele hoofdstad.

Calaf Ben Bakr volgde hem op, en ondanks dat hij voor de onafhankelijkheid van de Emir van Cordoba zorgde, ondersteunde hij en werkte hij samen met de Emir van Cordoba in het oorlogvoeren tegen de binnenvallende Noormannen in de beroemde slag van Arad, om zo de islamitische overwinning te waarborgen.

De regering van de Bakr Al-Gharb zou bijna 50 jaar duren.

Met de onderwerping van de resterende Muladi rebellen was de nederlaag van Al-Gharb onvermijdelijk, maar het prestige van Bakr, de ondersteuning van de bevolking en de zeer hartelijke betrekkingen met de Emiraten gedurende de periode van de opstand, zorgde ervoor dat Calaf aan de macht kon blijven, door zich aan het gezag van de inmiddels uitgeroepen kalief van Cordoba Abd ar-Rahman III te onderwerpen.

Tijdens de regering van Bakr wordt de Al-Gharb een bedevaartsoord voor christenen in het gehele islamitische Hispania, die massaal naar de twee heiligdommen - die van Santa Maria in Faro en die van S. Vincent in de Heilige Promontory (Sagres), kwamen.

Sagres was al vanaf de laat negende eeuw een belangrijke plaats voor de christelijke bedevaart, sinds de resten van de martelaar St. Vicente hier via de zee van Valencia werden aangevoerd en begraven.

De Christelijke eredienst in Faro wordt gevierd in een kerk en het is bekend dat hun bisschoppen deelnemen aan raden.

De geograaf Al-Idrisi beschrijft Faro in de twaalfde eeuw als volgt:
"Santa Maria van het Westen is gebouwd aan zee en de vloed komt kloppen op haar muren. Het is een middelgrote stad en is heel mooi; het heeft een kathedraal moskee, een parochie moskee en een kerkje; hier vandaan komen en vertrekken vele schepen. De regio is heel rijk aan vijgen en druiven. "

Volgens een rapport van een chroniqueur, die Faro in diezelfde twaalfde eeuw passeert, heeft de stad zijn naam te danken aan een standbeeld van Santa Maria die op de muren is afgebeeld.

Dit wordt bevestigd in het wonder van Santa Maria in de Liederen van Alfonso de Xde ( de Wijze).

Volgens hem was het beeld tijdens het bewind van Aben-Afan, de laatste Moorse koning van de Algarve, in zee geworpen. Meteen daarna verdween de vis uit de wateren vlakbij Faro.

De bewoners haastten zich het beeld terug te plaatsen, waardoor de vissen terug kwamen.

Al Cazuini, auteur uit de dertiende eeuw, beschrijft Faro op deze manier:
"Santa Maria is een oude stad, waar een kerk staat die, volgens Ahmed, de zoon van Omar Aludra, een prachtig gebouw was; zijn prachtige zuilen werden nergens geëvenaard, zowel vanwege de buitengewone lengtes en breedtes; geen man was in staat om één van hen te omhelzen (…).

De opstand van Bakr en de blauwdruk die het in de geschiedenis van de Gharb al-Andalus heeft achtergelaten, is ongetwijfeld het begin van het proces van bevestiging van de Luso-Arabische identiteit geweest, gesticht in de huidige Algarve en gecentreerd in Silves als hoofdstad; een identiteit, die gekenmerkt wordt door de diversiteit van hun samenleving, door de rijkdom van zijn cultuur, zijn denken en zijn spiritualiteit.

Alexandre Herculano schreef over Silves:
"In vergelijking met Lissabon was Silves veel sterker, en wb weelde en grandeur van de gebouwen, tien keer zo nobel."

De eerste vestiging van een sterke gemeenschap van Arabieren uit Jemen, die een taalkundige zuiverheid en het vermogen tot poëtische uitdrukking naar de regio hebben gebracht, heeft ook bijgedragen aan de culturele eigenheid van het Luso-Arabisme.

Hier is een uittreksel uit de beschrijving van Silves door Al-Idrisi:
"De stad heeft een mooie uitstraling en monumenten en markten in overvloed.

De bewoners zijn, net als de inwoners van de dorpen in de omgeving, Arabieren uit Jemen en elders. Ze spreken een zuiver Arabisch en ze zijn poëtisch. Ze zijn welbespraakt, zowel de hoge als de lage klassen. De inwoners van de dorpen zijn als geen ander ontzettend genereus."

De periode van de Taifas die daarna volgde, zou Banu Bakr Muzayne van Silves en de Beni Harun van Faro als dichtersfamilies op de kaart zetten, met poëzie, die haar hoogtepunt zou bereiken aan het hof van Abbad Al-Mu'tamid Ibn '.

De Luso-Arabische identiteit werd ook gekenmerkt door de religieuze mystiek van Ahmed Ibn Qaci en de relaties met de christelijke mystiek van Afonso Henriques.

Over Ibn Qaci heeft Adalberto Alves gezegd:
"Het symbolische pact dat hij sloot met D. Afonso Henriques bezegelt het Synarchistische ideaal dat de Templar cavalerie verenigt met de islamitische muridínische cavalerie, in feite een convergerende spirituele ridderlijkheid. Het is deze vlamboog van ingewijde aard, die de synergie bevrijdt, waaruit Portugal te voorschijn zal komen. "

A revolta dos Muladis de Xantamarya Al-Gharb

Frederico Mendes Paula

Nos finais do século IX o Al-Andalus encontrava-se sob o domínio do Emirato de Córdoba, fundado pelo príncipe Omíada Abd Ar-Rahman.

A sociedade do Al-Andalus e concretamente concretamente a do Gharb Al-Andalus, era uma sociedade multi-étnica, multi-racial e multi-religiosa, na qual coabitavam diversas comunidades como os Árabes, os Judeus, os Berberes e os Hispano-romanos e Hispano-godos, grande parte mantendo-se cristãos mas arabizados, tomando o nome de Moçárabes, grande parte arabizados e convertidos ao Islão, tomando o nome de Muladis (do Árabe muwallids ou recém-nascidos).

Os Muladis não são apenas uma comunidade do Al-Andalus; são um grupo organizado, um autêntico partido, com grande influência política, económica e social, que influenciariam os destinos da Hispânia Muçulmana e inclusivamente o próprio conceito de identidade Luso-Árabe.

Os Muladis encontravam-se descontentes pelo facto serem muitas vezes tratados como Muçulmanos de segunda categoria e devido a perseguições que eram movidas aos Moçárabes, comunidade da qual provinham e com a qual mantinham estreitas relações.

Governava o Emirato de Córdoba no ano de 879 o Emir Muhammad I quando estalam as primeiras revoltas.

Inicialmente revolta-se Omar Ibn Hafsune de Bobastro, ao qual se juntaram de imediato muitos outros, como Ibn Meruan de Mérida, Sadune Ibn Fatah de Coimbra, Abd Al-Malike Ibn Jauade de Beja e Yahia Ben Bakr de Ukshunuba (actual Faro).

Yahia era um Muladi de recente conversão ao Islão, neto de um Moçárabe chamado Rudolfo.

No seguimento da sua revolta fortifica a cidade de Faro, construindo as actuais muralhas da Vila-a-Dentro, dotando-a de fortes portas, e muda o seu nome para Xantamarya Al-Gharb ou Santa Maria do Ocidente.

A Yahia Ben Bakr sucede o seu filho Bakr Ben Yahia, monarca que embora mantendo Xantamarya como capital política passa a maior parte do seu tempo em Silves que transforma na sua capital cultural.

Sucede-lhe por sua vez Calafe Ben Bakr, que apesar de garantir a sua independência em relação ao Emir de Córdoba, apoia-o e colabora com ele na guerra que travam contra os invasores Normandos, assegurando a vitória muçulmana na célebre batalha do Arade.

O governo dos Bakr no Al-Gharb duraria perto de 50 anos.

Com a submissão dos restantes Muladis revoltosos a derrota do Al-Gharb é inevitável, mas o prestígio dos Bakr, o apoio que granjeiam na população e as próprias relações de cordialidade que mantêm com o Emirato ao longo do período da revolta, permitem que Calafe continue no poder submetendo-se à autoridade do agora proclamado Califa de Córdoba Abd Ar-Rahman III.

Durante o governo dos Bakr o Al-Gharb torna-se num local de peregrinação para os Cristãos de toda a Hispânia Muçulmana, que afluem aos seus dois santuários _ o de Santa Maria em Faro e o de S. Vicente no Promontório Sacro (Sagres).

Sagres já era desde os finais do século IX um importante local de peregrinação cristã, altura em que são trazidos por mar, desde Valência, e aí depositados, os restos mortais do mártir S. Vicente.

O culto cristão em Faro é celebrado numa Igreja e há notícia de que os seus bispos participam em concílios.

O geógrafo Al-Idrisi descreve assim Faro no século XII:
“Santa Maria do Ocidente está edificada à beira-mar e a maré vem baterlhe nos muros. É de tamanho mediano e muito bonita; tem uma mesquita catedral, uma mesquita paroquial e uma capela; a ela vêm e dela partem navios. A região é muito rica em figos e uvas”.

Ainda segundo um relato de um cronista que passa por Faro nesse mesmo século XII o nome da cidade deve-se a uma imagem de Santa Maria existente sobre as muralhas.

Este facto é confirmado no milagre de Santa Maria incluído nas Cantigas de Afonso X, o Sábio.

Segundo ele durante o reinado de Aben-Afan, último Rei Mouro do Algarve, a imagem foi atirada ao mar, após o que desapareceu o pescado das águas junto a Faro.

Apressaram-se os moradores a voltar a colocá-la entre as ameias e o pescado regressou.

Al Cazuini, autor do século XIII, descreve assim Faro:
“Santa Maria é uma cidade antiga; nela existe uma igreja da qual disse Ahmed, filho de Omar Aludri, que era um soberbo edifício; as suas magníficas e alvas colunas não tinham rival em nenhuma outra parte, quer pelo extraordinario comprimento, quer pela sua largura, e um homem não era capaz de abraçar a uma delas (…)”.

A revolta dos Bakr e a marca que deixa na história do Gharb Al-Andalus inicia indubitavelmente o processo de afirmação da identidade Luso-Arabe, estabelecida territorialmente no actual Algarve e centrada em Silves como sua capital, identidade essa marcada pela heterogeneidade da sua sociedade, pela riqueza da sua cultura, pensamento e espiritualidade.

Sobre Silves escreveu Alexandre Herculano:
“Comparada com Lisboa, Silves era muito mais forte; e em opulência e sumptuosidade de edifícios, 10 vezes mais notável”.

O estabelecimento inicial de uma forte comunidade de Árabes do Yémen, que aportariam à região uma pureza linguística e capacidade de expressão poética, contribuiu também para a singularidade cultural do Luso-Arabismo.

Eis um excerto da descrição de Silves por Al-Idrisi:
“A cidade tem um lindo aspecto, belos monumentos e mercados muito abundantes.

Os seus moradores, assim como os habitantes das aldeias em volta são Árabes do Yémen e de outras partes. Falam uma língua Árabe pura. E são versificadores. E são eloquentes e bem falantes, tanto a boa gente como a gente do povo. Os moradores do campo são em extremo generosos como nenhum outro povo”.

O período das taifas que se seguiria ao governo dos Bakr afirmaria os Banu Muzayne de Silves e os Beni Harun de Faro como famílias de poetas, poesia que atingiria o seu auge com a corte de Al- Mu’tamid Ibn ‘Abbad.

A identidade Luso-Arabe ficaria também marcada pelo misticismo religioso de Ahmed Ibn Qaci e das suas ligações ao misticismo cristão de Afonso Henriques.

Sobre Ibn Qaci afirmou Adalberto Alves.
“O pacto simbólico que então faz com D. Afonso Henriques sela o ideal sinárquico que une a cavalaria templária à cavalaria islâmica muridínica, afinal uma convergente cavalaria espiritual. É esse arco voltaico de natureza iniciática que liberta a sinergia donde Portugal virá a brotar”.
On the Move
Mo Haan

This edition’s theme on “movement” made me think about moving through life, figuratively and literally speaking…and the occasions in which these two seem to merge, such as with travelling.

My thoughts went back to my travels through Australia and more recently, to NYC, where I met a documentary filmmaker. She was doing a project on people (and herself) feeling dislocated. She was travelling around the world, interviewing people who somehow felt they didn’t belong in the places they lived (mostly foreigners living abroad for all sorts of reasons; political, economical, matters of the heart…). She put the interviews on her blog and once back home in Amsterdam, I started reading them. They inspired me to write about my own feelings of being dislocated at times. This is what I wrote:

“My trip to NY, by myself, was the most relaxing trip I ever had- and that for a busy city like NY. I felt at home. Ok, I stayed in the relatively quiet neighbourhood of Chelsea, in a lovely hotel in a room facing the backyard and everything was fabulous. But there’s more to it than that. It dawned on me that NY may be a good place for me to be, but the bottom-line is that at this point in my life I feel pretty much at home with myself. It determined my contacts with other people in NY; I felt connected while taking my own pace, which made me happy.

It has not always been like this. Being able to feel more connected to myself, other people and the world surrounding me, has been a process of letting go and learning just “to be” more. Eight years ago I traveled through Australia for 6 months. I left Amsterdam feeling dislocated. I felt I didn’t leave much behind; I was in between jobs, in (and out) of a confusing relationship, and friends appeared to be more my ex’s than mine.

It felt good to make new friends in Oz, people that appreciated me for me; the liberating fact of just being you without a past. At the same time, being so far away from home, I realized my strong connection to my family and friends, which I had more or less taken for granted. Also, in maintaining in touch with my friends at home, I discovered who were good friends and who weren’t. I did leave a lot behind. My confusing relationship traveled with me, from day one to the last, sometimes haunting me with a longing I wished I did not have. It became obvious that by leaving the country, I wasn’t able to just remove it from my luggage at the check-in.

However, beautiful people, surroundings and experiences put my life in a new perspective. I felt happier, more confident and got to know me better. Travelling may be either an attempt to get away from yourself, to find yourself, or both. I believe it’s (just) a way to live your life; at that particular moment it ís life. I noticed, looking back on both trips, that by being away and literally distancing myself, I not only got a new perspective, but a clearer perspective on me and my life.”

And now, reflecting on these words, it makes me wonder….I’m seriously considering going back to Australia for a while. As a matter of fact, I have done that ever since I got back. It hasn’t happened yet due to different sets of priorities. But truly, at the same time I was also struggling with my motivation for wanting to go back. Was it for sentimental reasons? Is this really me or was I running away from my life here and thrill seeking? What would be the purpose of my travels now?

I think I’ve come to terms with these doubts and judgments, ever since I heard someone say that he was travelling for two reasons: because he enjoyed it and it was really like him, ánd it was an escape at the same time. Beneath my doubts and judgments lies fear. Like I said, travelling is just life, the only difference is that you’re not at home! I am who I am nów, and that’s the one I’m taking with me when I go.

Life is moving in circles
Each day new miracles


Nico Buisman

Volgens mij is de belangrijkste beweging de beweging die je zo met het oog niet ziet.
Ik sta op en loop naar boven naar de computer om mijn vingers te laten bewegen over het toetsenbord.
Duidelijke zichtbare bewegingen, maar zo even lag ik nog stil te mediteren.

Een stil liggend lichaam, bewegingloos.
Hoezo?
In dat lichaam beweegt van alles, leeft van alles, gebeurt er van alles.
Alle cellen zijn in beweging, alle processen vinden plaats, ook die waar ik geen weet van heb.
In een molecuul, de atomen, protonen, elektronen, neutronen alles is in beweging, altijd.
Het leven is beweging. Geen beweging bestaat niet.

En dan micro en macro gezien in een onvoorstelbare oneindigheid.

Onze aardkloot , met welke onvoorstelbare beweging vliegt die niet door het universum. Als ik die beweging werkelijk zou voelen zou ik me constant vast moeten houden.

In beweging komen is een mooie beeldspraak van de kracht van beweging.
Een beweging, die een bepaald doel nastreeft om belangrijke dingen te veranderen.
Een protest beweging, opstand revolutie, uiting van de wens tot verandering.
Zij die niet mogen bewegen in vrijheid en dit aan de kaak durven stellen.
De oorsprong van een wens,
is de oerkracht van de mens
( uit Witte paarden van Nico Buisman)

De kracht van een gedachte is de basis van beweging.
Veel automatische processen, waar je niet bij na hoeft te denken.
Maar ook die gedachten die iets mogelijk maken wat voor onmogelijk werd gehouden.
Het creëren van die gedachten is al een onzichtbaar bewegen, een proces waarbij de universele kracht een belangrijke rol speelt.
Dingen die op meerdere plaatsen gelijktijdig ontstaan, waar komt het vandaan?

Leven, een continue proces van bewegen.
Ik kom een ander tegen
Die verteld mij een verhaal
Een inspiratiebron
En ik ga er mee aan de haal
En wat eerst niet kon
Bestaat nu allemaal

De cirkel is rond
Heeft geen begin en geen eind
Maar heeft de perfecte vorm voor beweging.


Life is moving in circles
each day new miracles

 

luister naar
Nico Buisman - Witte Paarden

(Schijn) beweging
Teresa Pinto

Het leven is een theater waarin wij allerlei verschillende rollen aannemen en in elke setting geacht worden op een adequate manier te reageren. Kort geleden ben ik weer een (korte) opleiding begonnen en één van de dingen die mij blijft boeien in mijn rol van eeuwige leerling - ik ben een beetje verslaafd aan de schoolbanken – is de samensmelting van de volwassene en het kind in mij. Het kind dat soms, bijna letterlijk, door de gangen van het schoolgebouw rent, en de volwassene die als een liefdevolle ouder ernaar kijkt en verder de leerstof opneemt. In deze vloeiende beweging waar ze elkaar ontmoeten en versmelten, waar de identiteit niet vast staat, wordt zo ruimte gecreëerd om er te ‘zijn’ in alle gedaantes.
En zo zijn er allerlei verschillende maatschappelijke (en andere) rollen die aangenomen worden, die steeds een deelidentiteit aan de acteur geven. Maar aangezien wij overal acteren, als vader/moeder, kind, echtgenoot, leraar, leerling, christen, moslim, zwarte, witte, etc., zijn wij de opsomming van alle rollen en ook geen één. In deze eindeloze zoektocht naar identiteit wordt identiteit geëist en vastgesteld van iets dat in feite niet te identificeren valt.
Zoals Byron Katie het zo mooi zegt: “We are each other’s stories”.
Ik ben die die jij denkt dat ik ben, maar ik ben ook die die een ander denkt dat ik ben. En wanneer ik zeg dat jij een goed beeld over mij hebt, zeg ik in feite niets anders dan: ik heb over mezelf hetzelfde beeld dat jij van mij hebt. Met andere woorden zeg ik: ik houd van het beeld dat jij van mij hebt. En in deze acceptatie van het beeld dat ik van mezelf heb en een ander van mij heeft, komt de identiteit van wie ik, in feite, niet ben, te voorschijn. Heerlijke paradox!
En waar zit de beweging dan? De beweging zit in deze eeuwige poging tot identificatie van het Niets en bestaat dus ook niet echt. Hij is zo echt als de identificatie zelf. Is dat erg? Mij hoor je niet klagen. Met de schijn beweging is niets mis! Althans, voor zolang ik door de schoolgangen… je begrijp het, hè?!:-)

Movimento (aparente)
Teresa Pinto

A vida é um teatro onde assumimos diferentes papéis e em cada cenário tentamos reagir duma forma adequada. Há pouco tempo comecei um outro (pequeno) curso e uma das coisas que me fascina no meu papel de eterno estudante - eu sou um pouco viciada nos bancos de escola - é esta fusão do adulto e da criança, em mim. A criança que por vezes corre pelos corredores da escola (quase literalmente) e o adulto que absorve a matéria escolar enquanto vigia a criança com um olhar (ma)terno. E no momento onde um flui no outro, onde a identidade não está fixa, cria -se assim o espaço para poder ‘ser’ em todas as suas variantes.
E assim assumimos os mais diversos papéis sociais e de outra ordem, os quais vão dando parcelas de identidade ao actor. Mas, considerando que todos nós actuamos, como pai / mãe, filho, cônjuge, professor, estudante, cristao, muçulmano, preto, branco, etc, somos então a soma de todos os actos e ao mesmo tempo nenhum deles. Nesta procura incessante de identidade, exigimos e damos identidade a algo que na verdade não pode ser identificado.
Tal como Byron Katie diz: “Nós somos as histórias uns dos outros”.
Eu sou o que tu pensas que eu sou, mas sou também aquilo que um outro pensa que eu sou. E quando eu digo que tens uma boa imagem de mim o que estou a dizer na verdade, é que eu tenho de mim a mesma imagem que tu tens de mim. Por outras palavras, o que eu digo é: eu gosto da imagem que tens de mim. E nesta aceitação da imagem que eu tenho de mim mesma e da imagem que o outro tem de mim, nasce a identidade de quem eu, na verdade, não sou. Doce parodoxo!
Onde está então o movimento? O movimento está na infinidade de tentativas de identificacão do Nada e por isso não existe também. Ele é tão real como a identificação ela própria. Constitui isso um problema? Eu não tenho razões de queixa. Com o movimento aparente não há nada de errado. Pelo menos, enquanto eu nos corredores da escola… :-)

“In de laatste jaren van de oorlog hadden we dus alleen de petroleumlamp als licht ’s avonds om bij te eten, en kaarsen. Elektriciteit was er niet of heel summier, kan ik me goed herinneren. En daar fantaseerde ik dat ik met een fiets dynamo, met een gewicht wat van het dak naar beneden zou hangen, dat ik in die tijd elektrisch licht kon opwekken en een elektrische fiets zou maken.”

Een interview met Wicher Meursing

Door Teresa Pinto
De jaarlijkse kunstroute ‘open ateliers’ Westelijke Eilanden was er weer. Een vertrouwde route die ik weleens aan me voorbij liet gaan maar me dit jaar bijzonder aantrok vanwege het thema van deze QUO Magazine editie.
Wicher Meursing is één van de oudste kunstenaars hier in de buurt en ja(!), hij houdt zich bezig met: ‘kinetische objecten’.

Tijdens de open dagen heb ik kennis gemaakt met zijn atelier. Drie smalle hoge trappen omhoog – over beweging gesproken… - even door zijn woning heen, naar de kamer/het atelier met zicht op de Realengracht. Een eerste blik op het geheel - de werkbanken, de draaibank, de materialen, het gereedschap, snoeren - bracht mij vertrouwde herinneringen aan mijn vaders oude fabriek. Maar geboeid door alle kunstwerken er omheen werd ik gauw teruggeroepen naar zijn atelier.

Zijn zuster, die op die dag ook aanwezig was, zette de kunstvoorwerpen in beweging terwijl dhr. Meursing erover vertelde. Zijn excuses aan de gasten hiervoor aanbiedend, bleef hij zitten vanwege pijnlijke heupen door een valpartij.
Zeer onder de indruk van alles wat ik zag en hoorde, heb ik een vervolg afspraak gemaakt.


Op bezoek bij Wicher Meursing!
Als ik binnen kom liggen er al twee fotoalbums op tafel en een velletje papier waar dhr. Meursing al een beginopzet voor ons interview had gemaakt. Ik blader de albums door van die mooie oude foto’s van familie, vrienden en kunstontwerpen (uit de studie tijd van Den Haag en van Amsterdam) en het gesprek ontvouwt zich. Maar voor wie in 1928 geboren werd en een leven lang kunst heeft gemaakt, brengt het bladeren van een album zoveel naar boven… laat ons dan beginnen daar waar de kunstenaar zijn passie volgt.


Meneer Meursing, vindt u het goed dat ik u Wicher noem? En ik heet Teresa.
Ja, laat ons elkaar tutoyeren.

Je hebt aan de Koninklijke Academie gestudeerd…
Ik heb getwijfeld of ik naar de Rietveld Academie, die vroeger de Kunstnijverheid school heette, zou gaan. Uiteindelijk is me aangeraden om naar de Koninklijke Academie te gaan in Den Haag omdat de docent, die mij voorbereidde voor de echte opleiding, vond dat mijn talent eigenlijk op het gebied van de vormgeving lag Het voordeel zou zijn, als ik de kunstnijverheid had gedaan, dat ik verschillende disciplines zou gaan leren: fotografie, keramiek, tekenen,… Ik had nog niet echt besloten wat ik wou worden. Degene die mij voorbereidde op de beroepsopleiding zag een beeldhouwer in me.

Zag je ook de beeldhouwer in jezelf?
Niet zeker. Ik had veel belangstelling voor techniek. Voor schilderkunst had ik ook interesse. Voor fotografie toen nog niet. Door deze opleiding voor beeldhouwer heb ik verhoudingen leren zien en de driedimensionaliteit van ruimte leren ervaren. Daar ben ik nog steeds heel dankbaar voor!
Later heb ik me zelf bekwaamd en ging ook tekenen. Hoewel ik daar ook in Den Haag op de Academie al mee was begonnen. Één middag in de week mocht ik bij de tekenaars, of de schilders , naar model werken. Tekenen is iets dat ik eigenlijk tot nu toe ben blijven doen. Zoals de tekening die daar hangt, dat is zoals ik me heb ontwikkeld: naar het abstracte toe, naar mijn huidige werk.

Als je terug kijkt, is er veel veranderd in de manier van kunst benaderen?
Ja zeker! Ik moest me aanvankelijk nog helemaal oriënteren in de kunstvorm. Op de Academie werd geen aandacht besteed aan abstract werk. Je onderwerpen waren, net zoals het klassiek beeldhouwen, meestal figuratief en geïnspireerd op de natuur Het is nu ongeveer 40 jaar geleden dat ik meer met andere materialen ben gaan werken. Met metaal werken is, achteraf bezien, een keuze geweest doordat ik altijd al een technische interesse had. Ik combineerde de techniek om werken te maken die bewegen, waarin dus ook het technische aspect meer tot uitdrukking kwam.

Een beetje gewaagd voor je tijd…
Als je niet figuratief werkte op de Academie, zelfs in Amsterdam toen, werd dat beslist niet gestimuleerd. Dat voerde niet naar kunst met een grote ’ K’ in de ogen van bepaalde docenten uit die tijd.
Maar ik ben natuurlijk niet de eerste die dat deed, al tientallen jaren jaar daarvoor had je al kunstenaars zoals o.a. Gonzalez, die prachtige figuratief werk maakte maar zich sterk ontwikkelde naar non-figuratief. En je had de Parijzenaars, natuurlijk.
Dus bekende beeldhouwers gaven toch een stimulans om meer te experimenteren met je eigen vormgeving. Gonzalez, Germaine Richier, Jean Arp, Liebich, Brâncusi, de Parijzenaars,… dat werk blijft voor mij een tijd van de pioniers, die ik kan waarderen.

Je hebt ook aan de Kunst Academie in Amsterdam gestudeerd…
In Den Haag na de oorlog en daarna in Amsterdam omdat het een betere naam had en omdat ik van andere docenten les wilde krijgen.

Je wilde de techniek met de kunst combineren. Wat is het moment geweest waar je dat daadwerkelijk deed?
Dat moment was zelfs al toen ik in Den Haag op het Academie zat. Toen heb ik van een fietspomp een windpistool gemaakt. En dat liet ik heel trots op de Academie zien maar mijn mede studenten vonden het leuker dan de docenten.
Het was eigenlijk al een oude interesse. In de oorlog fantaseerde ik er al over een fiets te maken die op elektriciteit aangedreven wordt net als over het iets maken waarmee je elektriciteit kan opwekken. In de laatste jaren van de oorlog hadden we alleen de petroleumlamp als licht ’s avonds om bij te eten, en kaarsen. Elektriciteit was er niet of heel summier, kan ik me goed herinneren. En daar fantaseerde ik dat ik met een fiets dynamo, met een gewicht wat van het dak naar beneden zou hangen, dat ik in die tijd elektrisch licht kon maken.
Toch was ik niet alleen een dromer; van de Märklin speelgoed auto maakte ik er een die door een elektromotor aangedreven werd.
In Amersfoort hadden wij een kelder en daar lag nog allemaal gereedschap wat van mijn overgrootvader geweest was. Mijn overgrootvader had namelijk een scheepswerf op Bickerseiland. En mijn vader had daar een werkbank beneden staan met draadtappen en hamers, een beetje primitief, eenvoudig gereedschap, maar dat fascineerde me. Het liefst vertoefde ik daar en droomde een beetje weg in mijn fantasiewereld.

En later heb je er in je kunst die technische aspecten toegevoegd?
In 1970 heb ik een vrij grote opdracht gehad; ik heb een beeld gemaakt, dat niet beweegt maar dat beweging suggereert. En dat is in Amsterdam Noord geplaatst in het Koopvaarders plantsoen. Het werd onthuld in 1970, maar daarvoor was ik al met kinetische objecten bezig. Ik probeerde iets te doen dat duidelijk anders was dan dat wat ik op de Academie had geleerd.
Alles wat beweegt is, denk ik, de inspiratie bron.
Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn leven lang alleen dingen wilde maken die bewegen. Dus stel dat ik nog iets zal maken, dan hoeft dat niet per se te bewegen. Want het heeft ook zijn consequenties, zeker als het buiten geplaatst wordt. Dan is het veel kwetsbaarder.

De beelden die je hier hebt staan, die bewegen met elektriciteit of met batterijen.
Ja. Bv de ‘kantelende blokken’, zoals ik dat object noem, heeft twee jaar geleden op de open ateliers in de centrale zaal gestaan, en bleef daar anderhalve dag op batterijen werken.
Ik heb voor dit werk geen schets gemaakt, ik werk eigenlijk zeer intuïtief. Ik vind dat je je ook moet laten verrassen door je eigen werk. Ik heb een inschatting gemaakt van hoe snel of langzaam hij moest bewegen en ik was zeer tevreden met het resultaat.



Je gebruikt ook de wind als energie.
Ja. Op de tentoonstelling ‘Kijker in beeld’ die geopend wordt op 30 juli a.s., in de Pulchri studio in Den Haag, daar maak ik een object voor dat op wind beweegt.
Alles wat je maakt is ook in zekere zin een experiment. Je maakt wel wat je bedenkt maar als dat een tijd buiten staat, dan pas zie je wat je gemaakt hebt. Buiten heb je extra factoren: de ruimte en de wind.

Heb je je wel eens bezig gehouden met het principe van het ‘perpetuum mobile’?
Nee, dat is iets dat nooit uitgevonden werd en waarschijnlijk nooit uitgevonden zal worden. Dat is in de geschiedenis al zo lang geprobeerd… Maar van zonne-energie, als je die opslaat, kun je bij wijze van spreken ook eindeloos bewegende objecten maken.

Ik ga een sprong nemen, terug in de tijd. Je komt uit een gezin met vier kinderen, twee broers en twee zusters. Jullie woonden in Amersfoort. Vertel eens over je kindertijd.
Ik ben heel vroeg uit huis gegaan omdat ik veel last van astma had. De specialist had geadviseerd om me aan zee te laten wonen en mijn ouders waren financieel in staat om dat te kunnen doen.
Ik ben wel over de astma periode heen gegroeid, maar in die tijd kon ik, ook daardoor, heel moeilijk de normale school doorlopen. En door de oorlog waren ook de scholen gevorderd. In die tijd heb ik bijles gehad van een onderduiker. Maar ik had een geringe belangstelling voor school. Theorie zonder praktijk doet alleen maar een beroep op mijn geheugen en dat ervaar ik als een beperking.
Maar er was een leraar - het is leuk als je dingen opvallen en je leven lang bijblijven - die gaf niet alleen vanuit het boekje les. Ik herinner me nog, hij kwam op een gegeven moment met het woord ‘ulevellen’, dat zijn snoepjes. Niemand in de klas had er ooit van gehoord en daar ging hij over vertellen. Dus even buiten het stramien van wat het onderwijs was.
Maar zoals ik al zei, ik had een geringe belangstelling voor school. Later heb ik ook wel eens gezegd: ze hebben me nooit geleerd hoe ik leren moest. En dat vonden ze soms interessant om te horen want dat gaf een nieuw inzicht.
Alle ervaringen zijn voor mij een grote schat. Ze hebben mijn leven en persoonlijkheid gevormd en ook de manier van in het leven staan bepaald.

Ben je bewust kinderloos gebleven?
Daar heb ik soms over nagedacht. Ik kan niet zeggen dat het een keuze is geweest; het had ook anders kunnen lopen maar het is eigenlijk heel moeilijk om daar iets over te zeggen want als ik zie hoe mijn leven is gegaan dan denk ik: zo heeft het moeten gaan.
Ik heb geen ervaring met het opvoeden van kinderen. Ik heb mijn leven lang kinderen in mijn omgeving gehad en ik ben ook altijd gefascineerd door het leven, de wereld van het kind.

Je overgrootvader had dus een scheepswerf hier op Bickerseiland. Woonde hij hier ook?
Niet op het eiland zelf maar aan de rand. Er is uitgebreide documentatie over hem in het Scheepvaartmuseum. Dat heeft een grote collectie van zijn modellen en ook van de foto’s die hij heeft gemaakt. Hij was volgens mij ook een getalenteerde fotograaf, maar niet als beroep. Hij heeft niet alleen de werf en het werk dat daar gedaan werd gefotografeerd, hij heeft ook foto’s gemaakt van Amsterdam. Er is een serie foto’s van hem die heet: oud Amsterdam. Hij wandelde door de binnenstad en fotografeerde. Geen mensen, zoals Breitner en Jacob Olie deden, daarin was hij minder geïnteresseerd; hij was gefascineerd door de bebouwing.

Philip Snijders schreef in zijn boek: ‘Zondagsgeld’, veel over deze eilanden. Je woonde hier toen al. Wat zijn je herinneringen aan die tijd?
Toen ik hier naartoe ben gekomen, was ik een van de weinige mensen die hier op de Prinseneiland woonde. Er waren wat bedrijfjes en vooral de grote pakhuizen die nog in gebruik waren. Ik kan me herinneren bv dat als je op het eiland kwam, dan rookte je Tabac. Je zag de Tabac in grote rietmanden naar boven worden gehesen.

Je was een van de weinige kunstenaars toen je hier kwam wonen.
Ja klopt, er waren niet veel.

Je deed jaren lang niet mee aan de open ateliers…
De eerste open ateliers waren ongeveer 40 jaar geleden. Twee jaar geleden heb ik er weer aan mee gedaan omdat er een speciale kleine expositie van de pioniers (die aan de eerst open ateliers hebben mee gedaan) was. Het was niet in mijn eigen atelier maar in een ruimte hier om de hoek waar ik met een aantal objecten exposeerde.
Hier heb ik in het begin nog gewerkt op de manier zoals vanuit mijn opleiding gewerkt werd. Ik heb mijn eerste opdracht voor de Gemeente Amsterdam in steen gehakt: de geboorte van Venus. Hij staat in de Reina Prinsen Geerligsstraat.
Mijn ervaring, van heel vroeg, is dat je met verschillend materiaal tot verschillende vormgeving kunt komen.

Later toen je in metaal ging werken werd het nog abstracter…
Ik werk nu alleen nog met metaal, vooral met aluminium omdat het makkelijker is om te bewerken. Het gewicht speelt ook een rol. En het materiaal, aluminium, dat spreekt me wel aan. Aluminium is koeler, maar die koelheid past goed bij mijn werk.
Nu werk ik aan een beeld dat, zoals ik al vertelde, in de Pulchri Studio in Den Haag komt te staan.

Voelde je je gesteund in je werk?
Ja! Mijn ouders hebben niets in de weg gelegd om onze eigen (beroeps)keuze te maken.

En nu drie smalle hoge trappen naar beneden, een ervaring rijker en fijne herinneringen aan beelden, foto’s en tekeningen. Maar en vooral, een ontmoeting met een markante persoonlijkheid, een kunstenaar die durfde van zijn dromen zijn kunst te maken.



"In the last years of the war we had only the kerosene lamp as light at night at dinner time, and candles. There was no electricity or very little, as I can remember very well. And so I fantasized that I would be able to generate electricity by hanging a dynamo with a weight, form the roof, and then I would use it to make an electric bike."

An interview with Wicher Meursing

By Teresa Pinto
It was time for the annual art trail ‘open studios' Western Isles. A familiar trail I sometimes let go, but this year was particularly interested in because of the theme of this issue of QUO Magazine.
Wicher Meursing is one of the oldest artists around here and yes(!), he makes 'kinetic objects’.

During this ‘open days’ I went to visit his studio. Three very long, narrow stairs – talking about movement… - and once inside I passed though is private accommodation and in the end of a long corridor there it was: a studio overlooking the Realen canal. A first look at the whole - the work benches, the lathes, the materials, tools, cables - brought me familiar memories of my father's old factory. But fascinated by all the art around me, I was soon called back in the atelier.

His sister, who was there also that day, put the art objects in motion while mr. Meursing talked about them. Having apologized to all the guests, he sat down for he had sore hips from a fall.
Very impressed by everything I saw and heard, I made a follow-up appointment.


Visiting Wicher Meursing!
When I entered, there were already two photo albums on the table and a sheet where mr. Meursing had made a start to the interview. Meanwhile I was leafing through the albums with all those beautiful old photos of family, friends and art (of his study period of The Hague and Amsterdam) the conversation started unfolding. But for someone who was born in 1928 and has made art all his life, each page you turn is a whole story… let us then begin at the point where the artist follows his passion.


Mr. Meursing, will you mind if I call you Wicher? And my name is Teresa.
Yes, let us drop the formalities.

You studied at the Royal Academy ...
I doubted whether to go to the Rietveld Academy, formerly ‘Arts and Crafts School’. Eventually, I was advised to go to the Royal Academy to The Hague because the teacher that prepared me for the real course, felt that my talent was actually in the field of design. The advantage of the Arts and Crafts school would have been that I would have had the possibility of taking different disciplines: photography, ceramics, drawing, ... I had not really decided yet what I wanted to be. The one who prepared me to the course saw in me a sculptor.

Did you also see the sculptor in you?
I wasn’t sure. I was very interested in technology. I also had an interest in painting. Not for photography, at the time. Through this course in sculpture, I learned to see proportions in the space and learn to experience the three-dimensionality. I am still very grateful to that!
Later I trained myself at drawing. Well actually, I had already lessons in drawing at the Academy in The Hague; one afternoon a week I was at the drawers, and the painters who worked with models. Drawing is something I still do. As the picture that hangs there, that shows how I developed into the abstract, towards my current work.

Looking back, did your approach to art changed much?
Yes! Initially I had to orientate myself in the art. The Academy was not focused on abstract work, at all. The objects of art were, as by the classic sculpture, figurative and mostly inspired by nature. It is about 40 years ago that I started more and more to work with other materials. To work with metal has been, when I think of it, a choice because I always had had a technical interest. I combined the technique to create works that moved, where the technical aspect got more expression.

A little daring at the time ...
At the Academy, even in Amsterdam, if your work wasn’t figurative you wouldn’t be encouraged. Non-figurative didn’t lead to art with a big ‘A’ in the eyes of some teachers at the time.
But of course, I'm not the first one who did it. Decades before there had been other artists as Gonzalez, who had also beautiful figurative work but developed it into a strong non-figurative. And you had ‘the Parisians’, of course.
All this famous sculptors formed an incentive to experiment further with your own design. Gonzalez, Germaine Richier, Jean Arp, Liebich, Brancusi, the Parisians, ... their work remains for me the time of the pioneers, which I appreciate.

You have also studied in the Art Academy in Amsterdam ...
In The Hague after the war and then in Amsterdam because it had a better name and because I wanted to get lessons from other teachers.

You wanted to combine technology with art. What was the moment where you actually start doing that?
It started already when I was at the Academy in The Hague. I made then an air gun from a bicycle pump. I remember to show it very proud, but my fellow students appreciated it more than the teachers.
Technique was actually an old interest. During the war I have fantasized about an electric bike and of making something that would generate electricity. In the last years of the war we had only the kerosene lamp as light at night at dinner time, and candles. There was no electricity or very little, as I can remember very well. And so I fantasized that I would be able to generate electricity by hanging a dynamo with a weight, form the roof.
But I was not just a dreamer. From a Märklin toy car I made one that was powered by an electric motor.
In Amersfoort, we had a basement and my father had there some tools that had belonged to my great grandfather. (My great-grandfather had had a shipyard in the Bickers isle). My father had a work bench in the basement with hammers and some other simple tools, all a bit primitive, but it fascinated me. I loved to stay there and I would dream away into my fantasy world.

And later you added all this techniques to your art…
In 1970 I had a big assignment, I made a statue that does not move but suggests movement. It is in Amsterdam North, in the Koopvaarders square. It was unveiled in 1970, but before that I was already involved with kinetic objects. I was trying something that clearly was different than what I had learned at the academy.
Everything that moves is, I think, the inspiration. But it does not mean that my all life I only wanted to do things that moved. Imagine that I will make something new, it does not necessarily have to move. Also because it has its consequences, especially if it is placed outside. It is much more vulnerable.

The statues you have here move with electricity or batteries.
Yes. For instance the "tilting blocks" as I call that object, was in exhibition two years ago during the ‘open studios’ in the central hall, and kept moving there for one and a half day on batteries.
I didn’t make a sketch for this work; I work really very intuitive. I think you also need to be surprised by your own work. I made an estimate of how fast or slow I wanted it to move and I was very pleased with the result.



You also use wind energy.
Yes. This object I’m working on at the moment is a kinetic wind sculpture. It will be part of the exhibition: "kijker in beeld", that opens on July 30th in the Pulchri studio in The Hague..
Everything you make is in a certain sense an experiment. It only will show exactly what it is after being a while outdoors; out there you have the factor space and the wind possibilities.

Have you ever worked on the principle of 'perpetual motion'?
No. That's something that has never been invented and probably never will be invented. It has been tried again again along the history…
But with solar energy, if you save it, you can make so to speak endlessly moving objects.

I'm going to take a leap back in time. You come from a family with four children, two brothers and two sisters. You lived in Amersfoort. Tell us about your childhood.
I moved out very early because I had asthma; the specialist had advised to live by the sea and my parents were financially able to do so.
I came over my asthma eventually, but in that time it was very difficult for me to go through the normal school. And besides that the schools were closed during the war. I had then lessons from someone who was hiding from the Nazis. But I had little interest in school; theory without practice relies mostly on the memory and I experience that as a limitation.
But there was a teacher - it is funny, a few things you remember all your life - who did not just teach from the book. I remember, he mentioned the word "ulevellen”, a German word for sweets. Nobody in the class had ever heard of and so he really took his time to explain us what it was. So, just out of the lines of what education was.
But like I said, I had little interest in school. Later I used to say: they never taught me how to learn. And some people found it interesting to hear because it gave new insight on learning matters.
All experiences are a great treasure for me. They have formed my life and personality and determined the way I live.

Are you childless by own choice?
I've thought of it sometimes. I cannot say it was a choice; it could have been otherwise. It’s difficult to say something about it. When I see how my life unfolded I think: it is like it is.
I have no experience with raising children. I have had kids around, all my life, and I am always fascinated by the world of the child.

Your great-grandfather had a shipyard here in the Bickers isle. Did he live here?
Not on the island self, but nearby. There is extensive documentation about him in the Maritime Museum. There is a large collection of his models and of his photos. I think he was also a talented photographer, but not as a profession. He photographed not only the shipyard and all the work done there, but he also made pictures of Amsterdam. There is a series of photographs of him which is called ‘old Amsterdam’. He used to walk around in the city and photograph. He didn’t photograph people, like Breitner or Jacob Olie did. He was fascinated by the buildings.

Philip Snijders wrote in his book: "Sunday Money", about these islands. You lived here then. What are your memories of that time?
When I came to live here, I was one of the few people who lived on Prince Island. There were some small businesses and especially the large warehouses that were still in use. I remember for example that when you arrived on the island, you could smell tobacco. And you could see large cane baskets tobacco be hoisted up.

You were one of the few artists who lived here at the time.
Yes right. There were not many.

For many years you didn’t participate in the ‘open studios’…
The first open studios trail was about 40 years ago. Two years ago I participated again because there was a small exhibition dedicated to the pioneers of this trail. It was not in my own studio but in a central atelier just around the corner, and there I exhibited a number of objects.
In the beginning I worked here still in the lines of the school (classic) tradition. I did my first assignment for the city of Amsterdam in stone: the birth of Venus. It is in the Reina Geerligs Princes Street.
My experience is that you get a different design according to the different material you‘re working with.

Later, when you started working with metal, it became more abstract…
Yes. I work only with metal now, especially aluminum because it is easier to manage. The weight plays also a role. And I like aluminum. It is cool, but coolness goes well with my work.
Now I am working on a kinetic object, like I said, that will be exhibited at the Pulchri Studio in The Hague.

Did you feel supported in your work?
Yes! My parents didn’t impair any of our own (professional) choices.

And now the same three very long, narrow stairs, but this time downwards and with the memories of all the statues, photos, and drawings. And especially, an encounter with an outstanding personality, an artist who dared to make of his dream his own art.

De bewegingen van het platteland
Gonny Kruisdijk

Ik heb een logee gehad. En nadat ik hem op de trein heb gezet, komen de eerste smsjes al binnen: “ik ben zo bijgekomen, heb zo genoten, dank je wel”. Daarna volgen er nog wat mailtjes: “geniet nog lekker na”. En wat de gasten doen...? Niks eigenlijk. Het is stil, het voelt prettig, het ruikt lekker, het is prachtig 's avonds met een wijntje naar de sterren te kijken. De volgende ochtend helemaal uitgerust naar de opkomende ochtendzon kijken, met de ochtend nevels hangend aan de heuvel toppen. Ook nu ruikt het weer lekker...
Ja, dat is niks. En toch doet het zo goed. Zelfs de meest onrustige adhd-er of workalcoholic, komen tot rust.
Het leven in Frankrijk is goed. Het is rustig, het is stil, langzaam en vredig.
Die stilte zorgt tegelijkertijd het opvalt hoeveel beweging er om je heen is. Je ontkomt er niet aan.
Of beter: het neem je erin mee. Omdat je niks hoeft (als gast dan hè) merk je beter wanneer je honger, dorst, slaap en zin iets te doen op de juiste momenten. Het moment dat je een boek wil lezen, is omdat je er zin in hebt. Niet omdat je eindelijk even tijd hebt een boek te lezen.
Juist omdat niks hoeft, ga je voelen wat je werkelijk wilt doen. Ook daar ontkom je dus niet aan.
Zonder dat je het in de gaten hebt, geef je je over aan een natuurlijke beweging, ritme, cadans. Zoals ook in de muziek. Het geheel is niet in harmonie, zonder die cadans. Op het juiste moment een interval, maakt het ritme meeslepend, met pianissimo geef je je eraan over. Je komt tot rust, je laat je meevoeren op de totale beweging van de muziek.
En hier, op het platteland, voel je je ook opgenomen in het totale beeld: Op het weer reageren eerst de vogels, dan voel je de wind, het wordt dan donker en jaaah, eindelijk vallen de druppels. Het lucht op, want het zat er aan te komen, als zwanger van de regendruppels. Alles gaat op in die beweging. Je ziet het allemaal aan, je ontkomt er zelfs niet aan.
Ik weet nog dat ik het in mijn stadse leven niet zo opmerkte. Het was benauwd, dat wel, ik voelde me klam en vervelend en toen ik de onweer hoorde, wist ik pas: ja, dat was het. Het belemmerde me in mijn denken en doen van dat moment, het luchtte op toen de neerslag viel. Maar ik was me niet bewust.
Ik ben zo blij dat ik na het stadse leven, en geloof me ik vond het een heerlijke tijd, nu mee mag doen aan de bewegingen van mijn nieuw omgeving. Het een volgt het ander op. Het gonst van de bewegingen. En toch is er rust.
In de stad ging ik op in de bewegingen van de mensen en stemde ik me af op dat ritme. Ook aan mijn agenda en aan de tijd.
Als mens ben je flexibel, je laat je meedrijven in de stroom, beseffende dat ertegen in gaan, averechts werkt. In de stad waren de gevolgen groot, als ik niet zo snel begreep wat de bedoeling was. Hier moet ik nog veel leren, het is subtieler. De boeren zijn er werkelijk goed in.
Gelukkig kan ik de rust die ik hier heb gevonden, delen met de mensen die af en toe moeten bijkomen. En dat zal vooral het beste gaan, als je dit leven neemt zoals het is...!
Dat wil zeggen, primitief. Als je het koud hebt, ga je hout hakken, maak je de kachel aan. Je doet dát waar je op het moment mee bezig hoort te zijn. En dat wil je met alle plezier. Het voelt gewoon goed, om voor je warmte te zorgen als je het koud hebt, om te gaan eten als je honger hebt, te gaan wandelen als je energie wil opdoen en je gaat naar bed als je moe bent.
Heerlijk. Elk moment is heilig.
Zelf vind ik dat ik het hier ondertussen, nu ik hier al bijna 5 jaar woon, het al heel luxe heb.
En het is helemaal een luxe dat je zelf mag beslissen wat je ter plekke wil doen. Je hoeft niks.
Ik besef mijn luxe positie, in deze 'primitieve' omstandigheden.
Ik dans de dans van de natuur, de dans van de Morvan. ( O ja, dat wil ik nog leren, de feesten zijn vol muziek en dans, de Morvandeeze dans, van oude Keltische oorsprong. De dans heeft een hele simpele basis, stapje opzij, stapje terug, stapje opzij, voetje omhoog enz. En die dans kun je uitbreiden zo ingewikkeld als je zelf wilt. Tot hoog in de lucht gooien en over elkaar heen rollen.
Zo is het leven ook, dans de basis en bepaal zelf hoe en wanneer je het ingewikkelder maakt. Dans met elkaar, de een simpel, de ander vurig, toch blijft het één mooi geheel).

Het leven is mooi… vooral hier in Frankrijk op het platteland. Nou heb ik wel geen koeien en daar ook geen zorg mee, maar ze staan wel achter mijn tuin. Ik kan geen verse melk halen bij de boeren, de koeien geven hun kalfjes zelf die melk. Maar de boer heeft wel hout voor me. En overal komen heerlijke groentes, kruiden, fruit, noten en paddenstoelen tevoorschijn.
Tarot: de Zon
Petra Stam

Op de kaart is een kind te zien dat een tuin uitrijdt. De muur van het verleden geeft oude beperkingen aan, maar die worden achtergelaten. Natuurlijk zijn er nog wel grenzen, maar die vormen geen belemmering meer om eenheid te ervaren. Dit geeft nieuwe inzichten in de realiteit. Het paard laat zien dat er een enorme energie is. Het kind heeft geen moeite om het dier te berijden, wat aangeeft dat het één is met zijn dierlijke instincten. De enorme zon zet alles in een helder licht, waardoor je niet meer zoekt maar vindt.
Het kind staat voor onschuld en wijsheid. Kinderen staan dicht bij de bron van het leven. Als je je innerlijk kind koestert kun je je eigen verbinding met de wereld om je heen beter voelen.
De Zon laat je eenheid ervaren, geeft vreugde, energie en ruimdenkendheid. In het licht wordt alles helder en duidelijk, en kun je de kern van de zaak zien. De kaart geeft aan dat er groeimogelijkheden zijn. Het zijn kansen om te zijn wie je bent! Durf naar je diepste innerlijk te te luisteren. Want om te groeien is het belangrijk dat je trouw bent en blijft aan jezelf.
Geniet van de zonnige kant van het leven, die kant waar we hopelijk ook letterlijk van kunnen genieten de komende tijd (als het weer het toelaat), wees optimistisch en daadkrachtig. Zie wat je mogelijkheden zijn en op welk vlak je verder wilt groeien. Dit is de tijd dat alles in het licht staat en dat je een licht kunt werpen op jezelf en je diepste wensen of verlangens.
Movement in Cinema
John Schwab
Movement in the early days of Cinema happened mostly in front of the camera, which observed quietly from a stationary position. Silent film stars Charlie Chaplin and Buster Keaton, who were essentially creative stunt men, had to perform in extreme physical styles of rigorous body movements to keep their films from putting people to sleep. There were no subtle expressions to convey their stories because the camera was a distant unmoving observer.

Over time as camera technology improved and the camera became more mobile, it was able to become part of the action. The camera could now be mounted on cars, helicopters, wires and people, so the action was not only in front of the camera but all around it and the camera was now moving inside it, engulfed in it, making us the audience a part of the action. The camera becomes a character itself.

In the sixties and seventies Stanley Kubrick was a master director of films that used the camera in these new ways. At the beginning of his films he used the camera as a still observer with the action moving in front of it. Then later during the emotional climax of the film his camera starts to move with the characters as a way of conveying their emotions and actions as they become more turbulent. It is a powerful element that is added to the film to give the audience a taste of the character’s emotions in addition to the actor’s performance. Kubrick, who started out as a still photographer, is famous for using this technique in his films like 2001: A Space Odyssey, Clockwork Orange, Barry Lyndon, The Shining, Full Metal Jacket and Eyes Wide Shut. These films get better with each viewing as you notice more things each time.

To convey a more subtle emotional response Steven Spielberg invented a camera move, while filming Jaws, which pulls the camera physically away from the subject while at the same time zooming in on it or vice versa. This technique gives a very eerie feeling where the background seems to be moving away but the subject actually appears to move closer to the screen. Now many film makers use this technique to convey a feeling of unease when a character is having a realization or to convey a sense of danger. Look at the first Lord of the Rings film as an example; when Frodo and his friends tumble into a road way from which they were told to stay away and Frodo gets a strange feeling of danger before it happens.

Going even further, in recent years films have gone so far as to shoot the entire movie in pov shots with shoulder mounted or body mounted cameras (steadycam) or small digital video cameras. Two well-known directors who have become famous for their kinetic camera movements in recent years are Paul Greengrass, director or such films as Bloody Sunday, Bourne Supremacy, Bourne Ultimatum and United 93, and Danny Boyle who directed films like Slumdog Millionaire and 127 Hours. It is a big part of the reason these films are so exciting.

Documentaries are also taking advantage of new camera advances in films such as Oceans, Winged Migration and Microcosmos, showing us whole new worlds as experienced from the perspective of the fish, birds and insects. Cameras are now being taken into space, the sky and underwater to give us the sense of what it’s really like to be there. I like these movies because they are visually so unique and beautiful.

Big action films like the recent Unstoppable, and Battle: Los Angeles are finding new ways to enhance and push the boundaries of camera movements and editing. Mixing the movement of the camera with rapid editing and multiple angle shots gives an additional sense of wild kinetic action, involving the audience in a documentary style feeling of the action from all angles. With actors now doing just as much of the stunt work as the original silent era performers did, there is just as much movement now in front and around the camera as the camera is doing itself. Now add to this lightning fast, multiple angle shots edited into the action, and then add a stereoscopic dimension or 3D, well cinema has never been more exciting. Not only has cinema never been more exciting, but never has there been as many images packed into a film as in today’s modern action films. This is not to say that these movies are better. Technically they are better yes but a good film still needs a good story. Without a good story the technical aspect can be fun to watch but not involving enough to capture an audience. I like these movies because both Unstoppable and Battle: Los Angeles have a good story and technical excellence. Enjoy.

In het licht van de Maan
handboek vieringen, symboliek en bewustwording
Petra Stam en Marja de Zeeuw

21 x 22,8 cm
fc, geïllustreerd, 192 pagina's
verschijnt begin augustus 2011, maar is al wel te bestellen
omvang en prijs onder voorbehoud

ISBN: 978 90 77408 00 1
NUR: 728
€ 29,50
bestellen
De Maan trekt aan het water van zeeën, oceanen, mensen, dieren en planten. Zelfs bergen zijn een paar millimeter hoger als de maan boven hun toppen staat. Haar schijngestalten geven de eeuwige cyclus van het leven aan: creatie, groei, afbraak, dood en wedergeboorte. Ze inspireert kunstenaars, trekt aan de harten van geliefden en brengt ons via dromen, emoties en gevoelens in contact met ons onderbewustzijn.

In dit boek laten Petra Stam en Marja de Zeeuw zien hoe je op je eigen manier kunt stilstaan bij de kracht van de Maan. Hoe je die kracht bewust in je leven kunt inpassen om dichter bij je gevoel, intuïtie en onderbewuste processen te komen en zo de doelen binnen je eigen cyclus te bekrachtigen en beïnvloeden. Om binnen de zonnecyclus de maancycli te kunnen betrekken, hebben ze dertien volle manen binnen het kalenderjaar geplaatst. Elke volle maan heeft een eigen hoofdstuk gekregen met onder meer aandacht voor thematiek, historie, astrologie, tarot, mythologie, symboliek, rituelen, jaarfeesten, bomen en de elementen. Verder bevat elk hoofdstuk vele praktische suggesties, de maankalender en recepten voor thee en wierook.

Dit handboek vertelt je niet wat je wel en wat je niet moet doen, maar stimuleert je iedere volle maan bewust stil te staan bij de thema’s die in de natuur spelen, je eigen ervaringen op te doen, je zelf verantwoordelijk te voelen voor je besluiten en acties, en dus bewust te worden van jezelf. Kortom: het stimuleert je op zoek te gaan naar je eigen waarheid.

auteurs e.a.
Petra Stam Marja de Zeeuw
Doodstroom
Petra Stam
Renata Rosa’s Encantações
Marcos Moraes
Back in the late seventies, Brazilian songwriters Aldir Blanc and Mauricio Tapajos released “Querelas do Brasil”, whose motto sings “O Brasil não conhece o Brasil” [Brazil does not know Brazil]. With some variations, this re-appears, as the song goes on, as “O Brasil não merece o Brasil” [Brazil does not deserve Brazil], and “O Brasil nunca foi ao Brasil” [Brazil has never been to Brazil].

It was tacit then that those songwriters, under the political autocratic regime we were going through [1964-1985], were expressing metaphorically a general feeling about that situation, but the complaint was mainly and more explicitly aimed at something that applied then as it applies now: a cultural phenomenon. Namely, the fact that, then and now, we sure were and are proud of our music and musicians. We knew and know (maybe not enough yet!) that Tom Jobim, not to mention many others, was acknowledged as one of the great songwriters in the world. Samba, Bossa Nova in particular, had and continues to hold a place in the universal musical canon.

What, then, were Blanc and Tapajós complaining about? Though the answer might not be that simple, one thing, for sure, can be considered as an important part of it. This is the fact that if on the one hand Bossa Nova actually is representative of our culture, on the other hand it does not quite represent the whole of this continental country. There is something else that – then as now – is left aside.

Under labels such as World Music or “ethnic culture” (and there certainly will be other places and opportunities to critically discuss these labels) North-Eastern Brazil`s culture and – more specifically – music is that something which, despite its richness, is, so to speak, left aside. There might even be valid arguments showing that things were as they should be. But this would never justify stagnation (let alone any kind of ‘resentment` feeling).

Be what it may, this scenery demands action, interest, labour, and passion. And that`s what brings us to Renata Rosa.

Brazilian singer, songwriter whose work is still more familiar to a specific audience in Europe then to Brazilians, Renata`s two Albums (see below) are strongly ` idiomatic` in the sense that they are not Brazilian mainstream popular music, which at a first glance is a paradox, considering that Renata is a typical middle-class educated ‘paulistana’ as we call those born or brought up in São Paulo Town. A closer look at Rosa`s life history may help us here.

Cosmopolitan São Paulo has a 27.000 inhabitants neighbourhood called Brás (not named after “Brasil”, by the way). That`s where Renata Rosa spent her early youth. Though specially multi ethnic, it is a well-established fact that Brás was the area Italian immigrants first settled in that town. Thus, it would be only natural to think that, on top of being an urban South-Eastern Brazilian, Renata – not being a typical main-stream Brazilian musician - might have some kind of italianized bias.

This is not the case, though. Renata Rosa, contrary to Blanc & Tapajó`s insight, is, by all means, one of those who “know Brazil”, who “have been to Brazil” – who “deserve & are deserved by Brazil”. Yet, a question still remains, as we`ll see: Does Brazil actually want to know Renata Rosa? In order to sketch out some answers here, we`ll use the concept of layers. Layers, not only in its more colloquial and less complex acceptation but also meaning things like layers of culture(s), of an individual consciousness; layers of reality. And though one may be led to think of layers in hierarchical terms – such as upper layer versus lower layer or surface layer versus deeper layers - we should try to keep in mind that things are less stiffly organized and more dynamic in such a way that, contrary to common sense, two or more layers may occupy the same “space” and “ time”; they may be interwoven, may communicate with one another and still be layers. Think of the winds, of dreams, certain kinds of carpets or mantles…. those may eventually fly; countries that “have never been to or in themselves”, chants that have ever been there…..


So, to begin with, let`s have a look at one of Renata Rosa`s layers, namely, Rosa`s formal, institutional, studies.

From 1992 to 1998, at Universidade de São Paulo (USP) Renata studied and graduated in Literary Studies and also in fonoaudiologia [sung and spoken voice therapy]. Partially parallel to this - 1995 to 2000 - she completed her musical studies – Singing (popular and classical) – at Universidade Livre de Música Tom Jobim, a college-like institution that, with some provisos, might represent to Brazil that which Berklee College represents to the USA.

Besides attending regular university/college courses, Renata was an active member of the Núcleo de Estudos da Voz [Voice Study-Research Group], at USP, from 1997 to 1998.

And…. there it is! A perfect candidate to becoming a 21st Century Bossa Nova musician-singer.

However, this would be so only if we ignore other layers. Brás – the SP neighbourhood – has, besides the traditional Italian layer, the “nordestino” layer. The people and culture from North-Eastern Brazil who migrated to São Paulo (Renata migrated to Pernambuco in 1998). This will make a decisive difference. According to Renatas`s own recollections, what strongly grabbed her attention was the “nordestino” poetical and musical practices she plunged in at Brás streets. That is: the “cantorias de viola” where Jousts – just like the medieval minstrels – were carried on. Jousts (desafios) where improvised sung verses were ‘thrown’ from one to another player to the sound of the “viola” [plucked string guitar-like instrument]. Again according to Renata`s words, not the music itself, but the improvised lyrics fascinated her at first – no wonder her first university degree was Literary Studies.

But the music – the chants – has been always there, shining towards unconscious layers. The typical rhythms and that most peculiar sound achieved when the melody is based on a scale you can produce by playing

C   D   E   F-SHARP   G   A   B-FLAT   C

All this was there as they are in many of Renata`s songs. (as we will see in a moment)

Moreover: previous to Renata`s encounter with her “rabeca” [her bowed nordestino string instrument – a kind of fiddle], there came the rural religious chants and Brazilian Indians music. Among the many features that so impressed Renata Rosa there was what she describes as something she could not find at school, namely, the sinuous turns always present in those melodies.

From a more technical point of view, what has been always there in these melodies is what one would call either “melismas” [one vowel of a tune being carried ahead along several pitches of the melody] or “portamentos” [instead of starting a note at its ‘correct’ pitch or point, you start at a lower tone and glide to the targeted ‘correct’ point – or else, on ending a tone, you let your voice go down – or even up! before the next note enters the scene]. No straight lines! Or, in visual or gestural terms, curves and curves galore. Arabesques, to be sure!

Arabesque! This is the point! First of all, we must admit that no apollonian Bossa Nova is at all conceivable in whatever arabesque fashion. But this was not a problem for Renata Rosa. Rather, this is the very solution. In a word, arabesque, in a broad sense, is the locus where the Brazilian Indian layer – as sensed by Renata Rosa – and Brazilian North-Eastern musical layer get together. And, as we know, the African component that makes Samba and Bossa Nova what they are is one Africa: the parts of Africa the slaves came from, whereas the African layer that makes Brazilian North-Eastern music and dances what they are is quite another Africa. The Magreb, the North-Western Mediterranean part of that continent.

But not only the Arabic-Muslim Magreb, for the cultural matrix, the strong layer into which “nordestino” music is rooted encompasses also Iberia. So, here we are: Arab-Andaluzi culture and music! – this is where Renata Rosa`s music comes from.

And this is where Renata is going to with her third and latest album* - yet to be released.

That`s good news for Aldir Blanc and Mauricio Tapajos:

*ENCANTAÇOES is being anxiously awaited by many Brazilian music lovers.

Are we witnessing a Brazil that wants to know Brazil?

Now, if that process of knowing Brazil by going further and further into it in search of an essential 'brazilianness' led us into other places, other layers, we may be tempted to wonder whether this would also apply to a person`s search for his or her own real identity. In other words: is this what happens when we decide to achieve full knowledge about our own selves? And - if we go a step further - would this apply to the process of knowing in general?

One way or the other it is worth knowing Renata Rosa`s musical layers – the ones just previous to the yet unknown Encantações.

Renata`s first CD, Zunido da Mata (2002) sounds closer to the so called folk world she was plunging into, both as an artist and a researcher. Zunido da Mata, as Renata herself explains means the peculiar gentle whistle-like sound the wind produces as caressing the forest.


Zunido da Mata


Piau

The second layer, (2008) shows an artist – and less of a researcher – with already visible synapses being built towards the into-Brazil-elsewhere already mentioned here. It is called Manto dos Sonhos, an expression I`ll freely explain as the layer (or mantle) of the dreams.


Manto Dos Sonhos


Marcha Do Donzel

Other fiddler,
Other and same Renata

As for the third one we can already peer into it. Its name Encantações is a neologism, a semantic cluster uniting several layers:

· “cant(o)” – meaning chant or singing.
· “Encanta(r)” meaning, since a prosaic “to especially please someone” up to becharm, charm, bewitch.
· Considering that “ações” means actions, maybe the name as a whole will mean that which a shaman does by singing.

ENCANTAÇOES