Lichtwezens Esther de Winter |
||
Nee, dit gaat niet over engelen of andere soorten etherische wezens. Het gaat over ons moderne mensen. Wij zijn lichtwezens. Dat wil zeggen: ons lijf is dol op licht. Alle mogelijkheden tot kunstmatige verlichting ten spijt, gaat er voor ons niets boven natuurlijk daglicht. ‘Fijn hè, dat het alweer zo vroeg licht wordt. Ik had er zo genoeg van in het donker van huis en in het donker thuis’, hoor ik nu ’s ochtends in de trein. Heerlijk vinden we het, dat lengen van de dagen. Eigenlijk is dat al gaande vanaf 21 december. Dat moment verdient echt een feestje, het ergste winterleed is dan feitelijk al geleden. Vroeger werd dit ook gevierd, met het midwinterfeest. Helaas is dat feest omgevormd tot het christelijke kerstfeest en is nog maar een klein groepje mensen zich bewust van de oorsprong ervan. De heidense kerstboom met lichtjes is het enige wat ons nog rest. |
Als de dagen langer worden, worden we gelukkig ook zonder midwinterfeest vanzelf weer blijer. Zo zeer zijn we van het licht afhankelijk, dat sommige mensen in de winter depressief worden door gebrek aan daglicht. Zelf heb ik daar gelukkig geen last van, maar ik word in de winter wel een beetje traag. Dat merk ik pas echt als de lente eraan komt. Dan begint er van alles te bruisen en te borrelen en neemt mijn energie toe. Dan komt ook de vogel in mij naar boven. Ik krijg dan een mateloze nesteldrang. Alles moet schoon en opgeruimd. Ik ben er echt van overtuigd dat de voorjaarsschoonmaak in ons DNA zit. Net als de drukte op de meubelboulevards op tweede paasdag. Allemaal nesteldrang. De laatste jaren lijkt het lichtbewustzijn wat toe te nemen. Zo zijn er lampen voor lichttherapie in de winter, om depressiviteit tegen te gaan. En wekkers die de opkomende zon nabootsen, waardoor je met een beter humeur wakker wordt. Vooruitstrevende kantoren gebruiken daglichtlampen. Ik blijf me echter verbazen over de massa’s mensen die vergeten dat je ook gebruik kunt maken van de meest natuurlijke bron van licht, onze zon. Gewoon naar buiten gaan is een prima manier om licht te tanken. Maakt niet uit wat voor weer het is, je kunt je op bijna alles kleden. Dus kom deze lente uit die suffe kantoren en zoek de zon op! |
Ik en het licht Jc Duarte |
||
In de loop der jaren zijn er verschillende mensen geweest die mij hebben gevraagd naar mijn voorkeur voor tegenlicht (or back light). Interessant genoeg, is het niet al te lang geleden dat ik me realiseerde dat dit licht in feite mijn favoriete licht is, op de voet gevolgd door zijlicht. Heb verschillende mogelijke antwoorden gevonden, allemaal van verschillende aard. Op het eerste gezicht, is een intens tegenlicht makkelijk om mee te werken en de resultaten van het werk zijn, als niet spectaculair, dan toch op z’n minst minder gewoon. Het volstaat dat het licht, dat van dichtbij het ‘observatiepunt’ komt, voldoende is om de details te begrijpen en zonder gecontrasteerde schaduwen te creëren. Het tegenlicht kan elke intensiteit hebben (1:3, 1:5, 1:10, in verhouding tot het voorlicht) en staat enig gebrek aan controle toe mits wij het maar laten ‘branden’. Op deze manier zijn de diverse ideeën die je in beeld wilt brengen, waarbij contrast gecreëerd wordt en de belangrijke delen geaccentueerd worden, niet alleen eenvoudig te maken maar ook makkelijk ‘leesbaar’ voor het publiek. Misschien is het de factor luiheid die mij op deze weg heeft gebracht. Maar ook wat minder eenvoudige antwoorden kunnen worden gevonden. Het licht dat we zien en dat we fotograferen, is vaker wel dan niet, het licht dat door de objecten wordt gereflecteerd. De lichtstralen, komend vanuit een bron (natuurlijk of kunstmatig), schijnen op het onderwerp en worden zo weerkaatst. Over het algemeen wordt een gedeelte van die lichtenergie geabsorbeerd door het materiaal (wat we kleur noemen) of het penetreert het materiaal, afhankelijk van zijn permeabiliteit (wat we doorschijnendheid of transparantie noemen). In ieder geval definiëren we wetenschappelijke wetten en regels voor straling, reflectie en straalbreking, welke zij, die dat licht als grondstof gebruiken, redelijk goed moeten kennen. Maar de waarheid is dat de overgrote meerderheid van het licht dat te vertalen is naar "zien" en "fotograferen", het licht is dat wordt weerkaatst. Dat betekent in de praktijk, dat wat we zien en opnemen slechts het oppervlak van de voorwerpen is. De kern, die we "vulling" noemen, "ziel", of "onnoembare“ is verborgen of versluierd door de reflectie van dat oppervlak. Aangezien ik altijd heel nieuwsgierig ben geweest (een eufemisme voor bemoeizuchtig) naar alles wat mij omringt, ben ik geneigd om te proberen de wereld een beetje buiten het zichtbare vlak te leren kennen. Een sterk tegenlicht laat toe dat, wanneer het door de randen glibbert of het object penetreert, wat ik zie en registreer een beetje verder gaat dan het uiterlijk van de oppervlakte; niet alleen metaforisch gesproken, maar ook in het echt, door middel van het gebruik maken van de transparantie van de gefotografeerde onderwerpen. |
Natuurlijk is dit "verder gaan dan de oppervlakte" meestal een kwestie van interpretatie. Maar dat is het geval met elke foto, hoe waarheidsgetrouw ook. En natuurlijk is dit ook niet mijn enige aanpak. Maar in normale omstandigheden ben ik geneigd om het op te zoeken of te provoceren. Maar de uitleg voor mijn voorkeur gaat nog verder: Het is toevallig zo dat ik dwars ben! Ik heb een recalcitrante levenshouding (mij is verteld dat het eerste woord dat ik bewust heb gezegd 'Nee!' was. Dus als de overgrote meerderheid van fotografen, bekend of anoniem, het voorlicht zoekt, zacht of meer contrasterend, in de mode, in de architectuur, in het landschap, in het portret, in het verslag, is het aannemelijk dat mijn recalcitrantie mij naar het zoeken van andere wegen leidt; in dit geval, andere vormen van licht. De term ‘tegenlicht’ zelf is zeer verhelderend! Er is nog een reden, niet aangeboren, om deze voorkeur voor een sterk tegenlicht aan te voeren. Al bijna twintig jaar geleden verloor ik het normale vermogen om te zien in mijn rechter oog. Ik hield mijn periferische zicht, maar het frontale zicht, dat van de details, is een onherstelbare grijze vlek geworden. Door deze "minderwaarde" verloor ik ook de mogelijkheid om afstanden te schatten op een conventionele manier: Het dieptezicht is totaal verdwenen. Dat heeft mij ertoe gedreven om in het dagelijkse leven oplossingen te vinden voor de meest simpele dingen, zoals het schatten van de afstand tot een auto, het stoppen van een draad in een naald of het met de trap naar beneden gaan. Maar het menselijk brein is veel krachtiger dan we denken en ik vond, onbewust, alternatieve oplossingen: de schijnbare grootte van objecten of hun overlap (perspectief, het gereedschap van de fotograaf) en, natuurlijk, de schaduwen die ze veroorzaken (licht, de primaire materie van de fotograaf). Dus als de schaduwen geprojecteerd worden voorbij het object, zijn ze niet zichtbaar, ze worden bedekt. Het is dus veel makkelijker om afstanden te berekenen als de schaduwen geprojecteerd worden naar onze kant. Dat wil zeggen: als de lichtbron die ze veroorzaakt voorbij het object is – tegenlicht. Hoe het ook zij, ik moet het toegeven, deze voorkeur voor dit type van licht voor de fotografie is veel gemakkelijker uit te voeren met het gebruik van digitale fotografie en computer verwerking. De trial-and-error bij de controle van het contrast is veel toegankelijker en goedkoper (nul kosten en minimum tijd) dan in de tijden van de dia of de negatief. Wat de belangrijkste reden ook mag zijn voor de voorkeur voor een bepaald type licht (de samenstelling, perspectief, de verhoudingen van de afbeelding of wat dan ook), het is in ieder geval goed dat een ieder dat weet en begrijpt. Om er achter te komen waarom hij/zij het doet en ervan te profiteren, dan wel wanneer de omstandigheden dit vereisen, bv. bij een klant om te voorkomen dat de eigen inbreng te overheersend is. En stilstaan om na te denken over wat we doen en waar we van houden, is eerder tijdswinst dan tijdverlies. |
|
|
||
Eu e a luz Jc Duarte |
||
Ao longo dos anos vários têm sido os que me questionam sobre a minha preferência de uma luz de recorte (ou contra-luz, ou back light ou
hair light ou luz de trás) intensa. Curiosamente só de há uns tempos a esta parte me apercebi que, de facto, essa é a minha luz preferida, seguida de perto por uma luz lateral em relação ao eixo de observação ou de captação. Por resposta encontrei várias possíveis, de índoles bem diversas. Numa primeira abordagem, uma luz de recorte intensa é fácil de trabalhar e de, com ela, se obterem resultados se não espectaculares, pelo menos menos comuns. É que basta que a luz vinda de perto do eixo de observação seja suficiente para se perceberem os detalhes e sem sombras contrastadas. A outra, a de recorte ou de trás, pode ter a intensidade que se quiser (1:3, 1:5, 1:10, por comparação com a frontal) que é aceitável alguma falta de controlo sobre ela desde que fique a “queimar” ou quase. Desta forma, as definições dos diversos planos, os jogos de contraste assim criados e o evidenciar do ou dos centros de interesse na imagem não só são fáceis de criar como de fácil leitura por parte do público. Talvez que o factor preguiça me tenha levado por este caminho. Mas outras repostas podem ser encontradas, não tão simples. A luz que vemos e que fotografamos é, as mais das vezes, a reflectida dos objectos. Vinda de uma qualquer fonte (natural ou artificial, apenas disponível ou laboriosamente trabalhada) os raios luminosos incidem no assunto e são reflectidos. Em regra não na totalidade, já que parte dessa energia luminosa é absorvida pelos materiais (e chamamos a isso cor) ou atravessa-os na proporção em que são permeáveis (e chamamos a isso translucidez ou transparência). Em qualquer dos casos, definimos leis e regras científicas para a radiação, reflexão e refracção, regras essas que quem usa a luz como matéria-prima tem que conhecer medianamente bem. Mas a verdade é que a esmagadora maioria da luz que traduzimos em “ver” e em “fotografar” é a reflectida. O que significa, na prática, que aquilo que vemos e registamos é, apenas, a superfície dos assuntos. O seu interior, quer lhe chamemos “recheio”, “alma” ou “para além de” fica oculto ou ofuscado por essa reflexão de superfície. Sendo verdade sou um eterno curioso (um eufemismo para metediço) em relação ao que me cerca, tenho tendência para tentar conhecer o mundo um pouco mais além da superfície aparente. Uma forte luz de recorte ou contra-luz permite que, ao resvalar nas arestas ou atravessar o assunto se for esse o caso, aquilo que vejo e registo vá um pouco para além das aparências da superfície. Não apenas no conceito metafórico do termo mas também no real, usando a translucidez ou transparência dos assuntos fotografados. |
Claro está que este “ir para além da superfície” será, as mais das vezes, uma questão interpretativa. Mas também o é toda e qualquer
fotografia, por muito técnica ou “fiel” que queiramos que seja. E, muito naturalmente também, esta não será uma abordagem que eu use exaustiva ou exclusivamente. Mas, em situações normais, tenho tendência para a procurar ou provocar. As explicações quanto a esta minha preferência não se ficam por aqui: acontece que sou do contra! Tenho uma atitude de contestação generalizada na vida (já me disseram que a primeira palavra que terei dito conscientemente terá sido “Não!”). Assim, e se a grande maioria dos fotógrafos, conceituados ou anónimos, procura a luz frontal, mais suave ou mais contrastada, na moda, na arquitectura, na paisagem, no retrato, na paisagem, na reportagem, faz todo o sentido que a minha atitude contestatária me leve a procurar outros caminhos, no caso, outros tipos de luz. O próprio termo “contra-luz” é bem elucidativo! Um outro motivo, desta feita não congénito, pode explicar esta preferência por fortes contra-luzes: Há quase uma vintena de anos que perdi a capacidade de visão normal da vista direita. Mantive a visão periférica, mas a frontal, a de detalhe, transformou-se numa mancha cinzenta, irremediavelmente. Com esta “menosvalia” perdi também a capacidade de avaliar distâncias de forma convencional: a visão estereoscópica desapareceu por completo. O que me levou a encontrar soluções no quotidiano para resolver as coisas mais simples, como o saber a que distância se encontra um carro, ou o enfiar a linha numa agulha ou o descer de uma escada. Mas o cérebro humano é bem mais poderoso que aquilo que imaginamos e encontrei inconscientemente soluções alternativas: o tamanho aparente dos objectos ou a sua sobreposição (perspectiva, a ferramenta do fotógrafo) e, obviamente, as sombras que eles provocam (luz, a matéria-prima do fotógrafo). Acontece que se as sombras se projectarem para além do objecto, não são visíveis porque tapadas. É bem mais fácil calcular distâncias se as sombras se projectarem para o nosso lado. Ou seja: se a fonte de luz que as provoca estiver para além do objecto – contra-luz. Seja como for, há que admiti-lo, esta preferência por este tipo de luz para fotografia tornou-se bem mais fácil de pôr em prática com o recurso à fotografia digital e ao processamento no computador. A tentativa e erro no controlo de contrastes é muito mais acessível e bem mais barato (a custo zero e tempo mínimo) que nos tempos do diapositivo ou do negativo. Em qualquer dos casos, e seja qual for o principal motivo ou motivos para se gostar de um dado tipo de luz (ou composição, ou perspectiva, ou proporções de imagem ou o que quer que seja) será bom que cada um o perceba e saiba. Para saber porque o faz e disso tirar proveito ou, pelo contrário e se as circunstâncias assim o exigirem como seja um cliente, poder evitar o excesso de personalização. E parar para pensar naquilo que fazemos e de que gostamos, mais que gastar tempo, é saber usá-lo. |
Let there be light Mo Haan |
||
O, wat houd ik van licht!
Een opklarende lucht of een mooie lichte ruimte. Maar ik houd ook van het licht dat geregeld op de duistere plekken van mijn geest schijnt; wanneer het onbewuste bewust wordt. Wat maakt de geest toch rare bokkensprongen, om bepaalde pijn of angst niet te hoeven voelen, om een confrontatie niet aan te hoeven gaan. Dit viel me weer eens op toen ik rondtolde in één van mijn eigen beruchte hersenspinsels. Ik heb een minuscule telefoonfobie. Een stokoud euvel dat zijn lelijke hoofdje nog wel eens laat zien. Het hoe, wat en waarom sla ik voor het gemak even over, maar de kale feiten zijn dat ik het geluid van mijn telefoon niet begroet met een: “hé wat leuk, wie belt mij?”, maar met een licht geïrriteerde gedachte die neerkomt op zoiets als: “wat moet je van me”. (Sorry lieve vrienden en familie, blijf vooral bellen, ik hoor jullie écht wel graag, maar dit is nou eenmaal vaak mijn eerste reactie..ben meer van het schrijven en live contact). Laat ik het een uiting noemen van de angst voor het onbekende. Maar ook andersom, wanneer ik mezelf voorneem (lees: opleg) om die en die te bellen, omdat het alweer zo lang geleden is, of omdat ik denk dat het van me verwacht wordt, wring ik me in allerlei bochten om dat vooral níet meteen te gaan doen. Het is angst, verzet, ik weet het allemaal, maar een o zo sterk stemmetje belet me fysiek om dat te gaan doen. |
Er ontspint zich een hele creatieve verhandeling in mijn hoofd, inclusief toeters en bellen: “waarschijnlijk is hij/zij nu niet thuis”
(ik heb liever meteen beet, want wachten om teruggebeld te worden vind ik ook maar zo zo..); “ik doe het dan en dan wel, want dan…(vul maar
in)” Ik kijk naar mezelf, geamuseerd, dat wel, en verwonder me over de sterke krachten die me leiden; over het oordeel dat ik hierover toch
stiekem heb en dat mijn vermijdingsgedrag afkeurt. Over de gedachte: “doen we niet allemaal dingen die ons goed uitkomen?” Over het meer
recente argument dat ik nou eenmaal zo in elkaar steek, dat dat ok is, dat ik keuzes maak op basis van overtuigingen en emoties en dat de
ene keuze niet beter is dan de andere. Hé, maar is dit argument niet net zo goed een verzinsel om uiteindelijk niet te gaan bellen? Ja,
klopt, so? Ook dit is toch gewoon zoals het is? Het matroesjka-effect van de geest…Bent u er nog? Ik merk dat het wegduwen van gedachtes die angst oproepen energie kost. Als zich iets aandient, zeker als het keer op keer gebeurt, wil het iets duidelijk maken; “Hé hoor je me? Ik zeg wat, luister nou gewoon even, des te sneller heb je geen last meer van me…” En inderdaad, niet de tv aanzetten, gaan shoppen of de koelkast opentrekken, maar even gaan zitten, ogen dicht. laat alles wat er komt maar komen. Datgene wat gehoord wordt, blijft niet rusteloos voor mijn neus dansen, maar gaat kalm naast me zitten of verlaat de ruimte. Tot zoverre stap 1. Nu stap 2: niet denken, maar doen, met een liefdevol duwtje: “toe maar, je zult je beter voelen”. Stap 1 kan natuurlijk ook een nanoseconde duren, zeker in het geval van hardnekkige patronen. Zonder het doen wordt het echter niets, hoeveel je ook wikt, weegt en zoethoudende gedachtes produceert. En dus pak ik de telefoon… Het grappige is dat wanneer je denkt: “hè lekker, hier ben ik vanaf, rust” zich binnen de kortste keren iets nieuws aandient. Daar heb ik ook wat op gevonden (lang leve de creatieve geest!), maar daarover misschien een volgende keer. |
Licht Nico Buisman |
||
Eén van de meest bijzondere thema’s voor mij is “Licht”. Een begrip waar je meerdere kanten mee uit kunt, dat twee totaal verschillende betekenissen heeft, die ook weer met elkaar verbonden kunnen worden. Vanuit het dualisme heeft elk begrip zijn tegenovergestelde en dat maakt licht juist zo uniek, vanuit welk perspectief kijk ik naar licht. Al vroeg in mijn leven was de kracht van de zon voor mij een belangrijke inspiratiebron, de opgaande zon, het krieken van de dag, gaf een gelukkig en licht gevoel. Één van mijn songteksten gaat over “every day new miracles”, het leven dat geeft en dat neemt, geschreven voor mijn overleden vader met het besef dat er elke dag nieuw leven ontstaat, ook op het moment dat er iemand gaat. Vandaar ook de bewustwording van het verschil in perspectief verwoord enkele regels verder, “the Sun goes down, but it’s also the rising Sun”. Het licht aan het eind van de tunnel geeft steeds de strijd van het leven aan, waarbij het licht steeds ver in de toekomst ligt. Uitgesteld geluk, die het heden alleen maar zwaarder maakt. Vanuit welk lichtpunt kan ik NU naar de situatie kijken, een mogelijke andere gedachte, die direct verlichting geeft. Als iets er niet mag zijn, dan vraagt het om steeds meer aandacht, eigenlijk staat het dan in het volle licht. En één belangrijk gevolg van licht is dat het de groei bevorderd. Echter bij te veel licht neemt de hitte toe en komt er een fase dat alles verschroeit. De noodzaak van schaduw, de duisternis is daarmee voor onze ontwikkeling net zo belangrijk. |
In dit geval gaat het om Licht in tegenstelling tot Donker. We bevinden ons tijdens de herstelfase in onze slaap meestal in het donker. Een duisternis die niet bedreigend is en door ons wordt geaccepteerd. De andere tegenstelling van Licht is Zwaar. Gewicht is hier het uitgangspunt. Zo licht als een veertje versus het ligt als een steen op mijn maag. De steen wordt dan weer figuurlijk bedoeld en geeft direct aan waar de twee begrippen van Licht met elkaar verbonden zijn. Hoe zwaar neem ik iets op, welk gevoel levert een bepaalde gedachte mij op. Wil ik dat wel? Of kies ik voor een andere gedachte? Kan ik die keuze maken? Alleen als ik mij bewust ben dat ik een keuze heb. Als ik het licht weer zie krijg ik energie kom ik tot actie en accepteer mijn reactie ook emotioneel niets is mij teveel Ik kan het leven weer aan. Als mijn gedachten of overtuigingen zwaar op de hand zijn infecteert het mijn leven, het leven wordt een strijdt en eigenlijk raak ik daarmee mijn leven kwijt. Het licht geeft mij de kans het leven vanuit een ander perspectief te zien, inclusief alle tegenslagen of moeilijke momenten. Het leert mij om “Licht te denken”. “Er is geen weg vol zekerheid, er is geen weg te gaan. Ik heb het leven lief” ( uit Vuur) |
Het licht Paul Vens |
||
Het licht heeft voor mij veel facetten, het licht van buiten, zon, maan en sterren, kunstlicht en natuurlijk het innerlijk ‘licht’. Elke nieuwe dag brengt ons met grote regelmaat, al dan niet zichtbaar, de zon. Deze onmisbare zon heeft een bijzondere werking. Ogenschijnlijk brengt het licht alles tot groei en bloei, maar daarmee trekt de zon intens en wetmatig aan het leven op aarde. Je zou kunnen zeggen dat de zon het leven schenkt aan elk op ontkieming wachtend zaadje en tegelijk vraagt de zon alles van de plant. Zij bloeit als het ware hemelhoog op, schenkt haar leven weg in de vorm van vruchten, nieuw zaad en bloemen. Dankzij de zon kan de plant zich in dienstbaarheid volledig schenken aan de dieren, mensen, aan opnieuw de zon, aan de wereldkosmos. De plant herstelt zich in de donkere nacht van het ‘geven’ in de dag. De verlepte, vermoeide plant ziet er in de ochtend vaak weer fris uit, is in het duister herstelt van het groeien (schenken) in de dag. Ook de mens ontwaakt als het ochtend wordt, als het goed is, uitgerust, en gaat aan het werk, schenkt zijn energie aan het werken aan de aarde op een of andere manier in overeenstemming met zijn levensvraag en doel. Er zijn erg veel wetmatigheden in de natuur die we kunnen leren kennen. Door te kijken naar de elementaire onderliggende vormkrachten van deze wonderlijke wereld. Denk eens aan de vijfpunt ster, het embleem van de oude druïden, de basisvorm van de roos, de appel, de peren, de zeester, de meidoorn, ze werd gebruikt als basisschets om enorme kathedralen te bouwen. Een vorm die op vele manieren zichtbaar is, in de gulden snede en in de verhoudingen van het menselijk lichaam. Er is een ordening in de natuur, er zijn structuren en wetmatigheden. Maar de mens…Het is niet zo dat je alles in structuur moet zetten, onder controle moet hebben, om in vertrouwen te kunnen leven. Je kunt niet altijd voorzien wat het leven je brengen zal. Wat je als mens wel kunt is kiezen op elk moment van de dag. Waar stel je je mee in verbinding, welke reaktie geef je aan je omgeving. Wat bevestig je en wat negeer je. Ik zou spijt kunnen hebben als ik mijn levensdoelen niet zou leven, geen liefde zou beleven ten opzichte van het leven om me heen, dingen zou doen die ik eigenlijk niet wil. |
Kracht van het Licht De toekomst is voor mij niet altijd duidelijk, wel hoe ik er aan wil werken. Dat is eigenlijk wel genoeg. Als we vertrouwd raken met, kennis opdoen over het onbekende van licht en duister, luisteren naar onze eigen gevoelens en intuïtie zullen de juiste ingevingen op de juiste momenten komen. Symbolisch gesproken, waarom zouden we wel van die zeldzame, prachtige vlinder houden maar niet van de duistere vormeloze chaos waaruit hij ontstaan is? Wetende dat de druppel chaos, die de pop lijkt te zijn, toch al onderweg is een vlinder te worden. Geleid wordt door enorm verfijnde, maar sturende krachten. Donker Het is moedig naar hetgeen toe te gaan wat je angstig maakt, de doodgereden kat van de weg te halen en deze langs de weg in de berm te leggen of te begraven. Het is moedig “ja” te zeggen tegen alles wat duister of eng lijkt. Zolang je er niet echt kennis van neemt blijft de angst ook. Wat is het en hoe ga je er mee om….Heb je de duisternis lief net als je mooiste creaties, het mooiste licht, als je eigen kinderen. In het lied “Light & Dark” probeer ik de lichtheid in het donker aan te tonen. Het je vergezeld weten van iets ondefinieerbaars lichts. Het is niet zo dat wij los staan van de natuurkrachten van groeipijn en bloei van al het leven op aarde. Maar er is wel iets bij ons wat los is van de aardse invloeden, waarmee we bewust in contact zijn, of weer gaan komen. Onze reis is hier op aarde, langzaamaan ontsluiten zich de geheimen op je pad. Af en toe kom je in nachtelijke avonturen in schimmig duister, angstaanjagende creaturen tegen en dan weer wandel je op een pad vol zonnige zorgeloosheid. Zoals de opkomende zon en de koude nacht elkaar opvolgen en nodig zijn voor groei en ontplooiing van natuur, zo groeien wij ook dankzij het wisselen van duister en licht. Paul Vens |
Licht in Spanje Teresa Pinto |
||
Schiphol is altijd één van onze favoriete plekken geweest. Het reizen, de koffers, het komen en gaan van mensen, het afscheid nemen, het verwelkomen… de vreugde en het verdriet, ofwel de bewegingen van het leven. En dat allemaal te zien en te beleven op één plek… bijzonder! Zelfs opa werd ernaar genoemd: ‘avú Schipó’ omdat hij er een liedje van heeft gemaakt toen hij daar voor het eerste landde. Toch moet ik bekennen dat wij het ‘gaan’ nog het leukste vinden. En dat deden we samen, regelmatig, gedurende 18 jaar. Een paar dagen geleden rolden onze tranen even. Deze keer moesten we afscheid van elkaar nemen. En ja, op Schiphol! Mijn dochter vloog naar Barcelona, om in Bisbal een stage van vijf maanden te gaan lopen. En natuurlijk zijn vijf maanden zo om, maar zo voelde het even niet! De laatste kussen vóór de paspoort controle, dan de ‘geblazen’ kussen terwijl zij in de poort heen en weer slingerde op bevel van de strenge douanier… En daar ging mijn dochter, op haar sokken naar de andere kant. Een laatst geschreeuwde ‘I love you!’ en ze verdween, met haar collegaatje, uit het zicht. Gedag gezegd tegen de ouders van de collega in wiens ogen de tranen ook zichtbaar waren en ik ging terug naar Amsterdam met mijn dochters vader en zijn gezin. Zoals mijn eigen vader het zegt: ‘afscheidsmomenten brengen altijd ontmoetingen met zich mee.’ Wat een wijze man, die vader van mij! |
Natuurlijk hebben we al gebeld, ge-sms’t en ge-skypet… en de rust is totaal weergekeerd! Mijn dochter heeft het getroffen in een prachtig hotel/kasteel, in het idyllische platteland die ze met de auto van de eigenaresse mag verkennen. Goed dat ze, net een paar dagen voordat ze vloog, haar rijbewijs heeft gehaald… De paella, de sangria, de gestoofde aardappelen op z’n Spaans,… het staat allemaal op mijn dochters verlanglijstje. En wedden, vijf maanden zal kort blijken! In de ochtend wil ik wel eens de muziek wat zachter zetten… en dan denk ik: o nee, Sharon slaapt waarschijnlijk nog, maar in het zonnige Spanje! |
|
|
||
Luz em Espanha Teresa Pinto |
||
O aeroporto de Schiphol foi sempre uma das nossas localidades favoritas. O viajar, as malas, o ir e vir de passageiros, as despedidas, as chegadas… a alegria e a tristeza, ou seja, os movimentos da vida. E tudo isso se pode ver e sentir num local só… espantoso! Até o avô tomou esse nome: ‘avú Xirripó’ por causa da canção que ele inventou da primeira vez que aterrou lá. Mas tenho de confessor que o ‘ir’ é a parte que nós achamos mais interessante. E isso foi o que fizemos juntas, durante os últimos 18 anos. Há uns dias atrás as lágrimas rolaram-nos pelo rosto. Desta vez tivemos de despedir-nos uma da outra. Sim, em Schiphol! A minha filha partiu para Barcelona, para fazer um estágio de 5 meses em Bisbal. E claro, cinco meses passam muito rápido, mas não foi isso que sentimos naquele momento! Demos os últimos beijos antes da passagem ao controle dos passaportes, depois os beijos soprados enquanto ela ia p’ra trás e p’ra a frente pela porta de controle, sob instruções do ríspido funcionário de alfândega… E lá passou a minha filha, em meias, a porta de controle. Um último ‘I love you’ gritado de longe e ela desapareceu, com o colega de escola, do alcance da minha vista. Despedi-me dos pais do colega dela em cujos rostos as lágrimas também não eram estranhas e voltei para Amsterdam com o pai da minha filha, a mulher dele e o filho. Tal como diz o meu pai: ‘as despedidas trazem sempre outros encontros’. Que homem sábio, esse meu pai! |
Naturalmente já nos telefonámos, mandámos sms, falámos por skype… e a calma voltou a reinar. A minha filha teve a sorte de ir ficar num hotel/castelo, numa área campesina, idílica, que ela pode ir descobrindo usando o carro que a dona do hotel lhe pôs à disposição. Ainda bem que ela tirou a carta de condução mesmo antes de sair… A paella, a sangria, as batatas estufadas à espanhola… isso está tudo na lista de desejos. E querem apostar, cinco meses vão ser curtos! De manhã ainda vou de vez em quando pôr a música mais baixo… mas depois lembro-me: ah não, a Sharon certamente ainda está a dormir, mas em Espanha! |
Het Heelal Een interview met Govert Schilling Door Teresa Pinto |
||
“ Het heelal zal geen traan laten als de zon of de aarde er niet meer is. Maar dat hoeft geen nare gedachte te zijn want we moeten ons juist realiseren dat we integraal deel uit maken van het grote heelal. We zijn onderdeel van dat wonderlijke geheel. …en zonder onderdelen heb je geen geheel. … De zin van ons bestaan moeten we niet gaan halen in miljarden lichtjaren in de geschiedenis, de zin van ons bestaan die mogen we juist in het Hier en NU vinden, in ons kleine pixeltje van ruimte en tijd.” Dit zijn de filosofische gedachten van Govert Schilling uit één van zijn lezingen, hoewel hij beweert geen filosoof te zijn. Govert Schilling (Meerkerk, 30 november 1956) wetenschapsjournalist en -publicist op het gebied van de sterrenkunde was van 1980 tot 1987 hoofdredacteur van het sterrenkundig maandblad Zenit. In 1982 werd hij programmaleider bij het toenmalige Zeiss Planetarium Amsterdam en van 1987 tot 1998 had hij daarnaast een parttime aanstelling als programmaleider bij het Artis Planetarium in Amsterdam. In 1998 werd Schilling fulltime wetenschapsjournalist en publicist. Zijn sterrenkundige bijdragen verschenen onder andere in het wetenschapskatern van de Volkskrant op zaterdag, de weekbladen Intermediair, Technisch Weekblad en Vrij Nederland, de maandbladen Eos, National Geographic en Grasduinen, het Amerikaanse maandblad Sky & Telescope, het Amerikaanse weekblad Science en het Britse weekblad New Scientist. In 1989 ontving Schilling (samen met ESA-astronaut Wubbo Ockels) de Simon-Stevinkijker voor zijn bijdragen aan de popularisering van de sterrenkunde. In 2002 werd zijn werk op het gebied van de popularisering van kennis en wetenschap beloond met de Eureka!-oeuvre prijs. Er is enorm veel van en over Govert Schilling gepubliceerd. En ook in dit geval, met “Licht” als thema van deze editie, is hij de uitgelezen persoon om te interviewen. Zijn tijd is goud waard, dat is wel te begrijpen(!), maar voor QUO Magazine had hij nog een kwartiertje over. Fijn dat je me dit interview toestaat. Laat ik dan meteen met mijn vragen beginnen. Hoe is je fascinatie voor het heelal ontstaan? Als klein jongetje was ik bij vlagen al geïnteresseerd in maan en planeten, maar het begon pas echt op 13 maart 1972. Ik was toen 15 jaar, en in het dorp waar ik woonde werd een sterrenkijkavond georganiseerd. Die avond zag ik de geringde planeet Saturnus voor het eerst door een telescoop. Dat was zo'n indrukwekkend gezicht dat ik meteen lid ben geworden van een sterrenkundige vereniging en ging sparen voor mijn eigen telescoop. Sindsdien heeft de fascinatie voor het heelal me nooit meer losgelaten, hoewel ik niet langer (zoals vroeger) elke heldere nacht buiten door de kijker sta te turen. Ik ben in de gelukkige omstandigheid geweest dat ik van mijn hobby mijn beroep heb kunnen maken, en mijn passie nu over te dragen op andere mensen. Je geeft lezingen, schrijft artikelen, brochures en boeken, je bent een wetenschapsjournalist, bent programmaleider (geweest),… ik zou je bijna willen vragen: wat heb je nog niet gedaan? Maar de vraag is anders, namelijk: welke van al deze activiteiten geeft je het meeste voldoening? Het is een clichématig antwoord, maar daarom niet minder waar: de mix van werkzaamheden geeft me de meeste voldoening. Maar als ik dan toch echt moet kiezen, denk ik dat ik het meeste plezier beleef aan het voltooien van een bijzonder boek (zoals bijvoorbeeld die schitterend vormgegeven 'Atlas van astronomische ontdekkingen', of het eerder verschenen boek 'Evoluerend heelal'). Wat ik echt het mooiste van mijn werk vind, is het feit dat het me op allerlei bijzondere plaatsen brengt: in afgelegen streken om een totale zonsverduistering mee te maken (Aruba, Zimbabwe, Zuid-Afrika, China, Paaseiland), of op verre bergtoppen waar de grootste observatoria ter wereld zijn gebouwd (Noord-Chili, Hawaii, La Palma). Je boek “Atlas van Astronomische ontdekkingen” is een verhaal over 400 jaar telescopische astronomie. Wat is voor jou de mooiste ontdekking op dat gebied? Zonder twijfel de (vrij recente) ontdekking van planeten bij andere sterren (exoplaneten). De eerste werd in 1995 gevonden; inmiddels zijn er honderden bekend. Het is een extreem snel evoluerend deelgebied van de sterrenkunde, en de komende jaren zullen we daar zeker nog heel veel van horen. Ik verwacht dat het hooguit twee of drie jaar zal duren (misschien korter!) voordat de eerste tweelingzus van de aarde wordt gevonden: een planeet die even groot en even zwaar is als de aarde, in een baan rond een ster zoals de zon, op zo'n afstand dat er een aangename temperatuur aan het oppervlak heerst en er water kan voorkomen. De ultieme heilige graal is natuurlijk de ontdekking van leven op een andere planeet dan de aarde, maar ik vrees dat díe ontdekking nog wel even op zich zal laten wachten ... |
Ondanks de ‘doodverklaring’ van de zon in 2009 door sommigen, hebben we nog heel recentelijk grote activiteit van de zon kunnen waarnemen. Op je site, in de aankondiging van je lezing: ‘De toekomst van ons zonnestelsel’, lees ik: “Ofschoon de zon nog ruim 5 miljard jaar door kan gaan met waterstof verbranden in zijn kern, wordt het waarschijnlijk over 1 miljard jaar al te heet op aarde om leven mogelijk te laten zijn”. Dit is, in menselijke termen, een hele lange adem! Zijn er, voor de komende generaties, voelbare veranderingen die ons leven op aarde zouden kunnen beïnvloeden? De kosmos kan op tal van manieren van invloed zijn op het leven op aarde. De zon vertoont incidenteel extreem krachtige uitbarstingen (supervlammen, misschien eens in de paar honderd jaar), en zoiets kan van grote invloed zijn op onze maatschappij, die in toenemende mate van gevoelige elektronica afhankelijk is. De explosie van een nabije supernova kan ook gevolgen hebben hier op aarde. Het grootste kosmische risico is misschien nog gelegen in de mogelijkheid dat de aarde in de toekomst een keer geraakt kan/zal worden door een planetoïde of een komeet, zoals ook in het verleden met enige regelmaat is gebeurd. Gelukkig zijn er tal van zoekprogramma's actief om potentieel gevaarlijke hemellichamen tijdig op te sporen (en zo mogelijk in een iets andere baan te brengen), maar vroeg of laat zal het toch een keer raak zijn... geen van deze invloeden zijn echter van tevoren te voorspellen, dus een boodschap voor volgende generaties kan ik niet geven :-) Het noorderlicht, dat betoverend fenomeen dat ontstaat als de zon extra actief is, is op enkele momenten bij ons in Nederland te zien geweest. Is de kans op zo’n fenomeen te voorspellen? Op hoge(re) noordelijke breedtes is er vaak poollicht te zien. In Nederland is dat vrij zeldzaam. De kans op poollicht op onze breedtegraad is groter naarmate de zon actiever is en er meer en krachtiger uitbarstingen op de zon voorkomen. De laatste jaren is de zon extreem inactief geweest, maar daar lijkt de afgelopen maanden verandering in te komen. Er wordt een nieuw activiteitsmaximum verwacht in 2013 of 2014, dus wellicht zal er in die jaren ook weer eens poollicht te zien zijn vanuit Nederland. Dat is echter nooit zo spectaculair als het poollicht in Alaska, IJsland of Lapland. En echt te voorspellen is het in ieder geval niet. Helaas... Je hebt in september 2010 Ben Droste, oud-decaan van de faculteit Lucht- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft, geïnterviewd. Hij voorspelde toen dat commerciële ruimtevaart de gewoonste zaak van de wereld zou gaan worden. Intussen heeft de Space Expedition de eerste negen tickets al in portefeuille. Zie je reizen in de ruimte, op grote schaal, in onze generatie al gaan gebeuren? Dat ligt eraan wat je verstaat onder 'onze generatie'. De eerste commerciële bemande ruimtevluchten (waarschijnlijk van Virgin Galactic) vinden naar alle waarschijnlijkheid binnen hooguit een paar jaar plaats, maar zijn nog erg kostbaar. In de loop van de komende tien à vijftien jaar zullen die prijzen echter scherp dalen, en ik verwacht dat je in 2030 een korte bemande ruimtevlucht kunt maken voor hooguit een paar maandsalarissen. Is een ruimtevaart een droom van jouzelf? Als ik een uitnodiging zou krijgen om mee te gaan op zo'n ruimtevlucht, hoe kort dan ook, zou ik dat zeker niet afslaan. Het lijkt me een fantastische ervaring. Maar een 'droom' vind ik wel wat sterk uitgedrukt. Een laatste vraag… Je had het net over het reizen naar afgelegen streken en naar verre bergtoppen maar… houd je ook van een goede vakantie onder de Zon? Ik houd niet van strand- en luiervakanties, maar mag graag reizen, vooral naar gebieden met een warm, droog klimaat. Vorig jaar heb ik een reis van vier maanden gemaakt van Alaska naar Vuurland - in meerdere opzichten een indrukwekkende belevenis. Dit voorjaar ga ik een paar weken rondtrekken door het noorden van Arizona en het zuiden van Utah; voor eind 2012 staan Australië en Nieuw Zeeland op het programma. Mijn ideale vakantie: op eigen houtje tochten (en/of wandelingen) maken door spectaculaire landschappen, waarbij ik een voorliefde heb voor woestijnen, rotsformaties en hooggebergte. Ik dank je van harte voor je tijd en inzichten en hoop je, in de nabije toekomst, weer te mogen interviewen over je ruimtevlucht :-) Govert Schillings officiële site: http://www.allesoversterrenkunde.nl Govert Schillings lezing in ‘Studium Generale’, in Amersfoort kun je zien/beluisteren op YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=scuV6Ou0Dr0 |
|
|
||
The Universe An interview with Govert Schilling By Teresa Pinto |
||
"The universe will not shed a tear when the sun or the earth will be gone. But it doesn’t need to be such a terrible thought because we must realize that we are an integral part of the great universe. We are part of that wondrous whole. ... and, without the parts there isn’t a whole. … We shouldn’t seek the meaning of our existence in the billions of light years of History; we can find the meaning of our existence in the Here and Now, in our small pixels of space and time.” These are the philosophical thoughts of Govert Schilling expressed in one of his lectures, although he claims not to be a philosopher. Govert Schilling (Meerkerk, Govert Schilling (Meerkerk, November 30, 1956), science journalist and writer in the field of astronomy, was from 1980-1987 editor of the astronomical monthly magazine ‘Zenit’. In 1982 he became program director at the former ‘Zeiss Planetarium Amsterdam’ and from 1987 to 1998 he had also a part-time assignment as program director at the ‘Artis Planetarium in Amsterdam’. In 1998, Schilling became a full-time science journalist and writer. His contributions to astronomy appeared among others in the science section of ‘De Volkskrant’, the weekly ‘Intermediate’, ‘Technisch Weekblad’, ‘Vrij Nederland’, the magazine ‘Eos’, ‘National Geographic’ , ‘Grasduinen’, the American magazine ‘Sky & Telescope’, the American journal ‘Science’ and the British weekly ‘New Scientist’. Schilling received in 1989 (together with ESA astronaut Wubbo Ockels) the ‘Simon Stevin Viewer’ for his contributions to the popularization of astronomy. In 2002 his work on the popularization of knowledge and science received the oeuvre award ‘Eureka!’ There is a vast amount of published work from and about Govert Schilling. Being ‘Light’ the theme of this issue, he turns to be the authority to interview. His time is more than money, his time is gold. Easy to understand! But to QUO Magazine, he still could reserve some good fifteen minutes. First, allow me to thank you for this interview. I’ll get straight to my questions. When did your fascination with the universe start? As a little boy I have, at times, been interested in moon and planets, but it really began on March 13, 1972. I was 15 years old, and in the village where I lived there was this organized stargazing evening. That night I saw the ringed planet Saturn for the first time through a telescope. That was such an impressive sight that I immediately joined an astronomy club and started saving money for my own telescope. Since then, the fascination with the universe never left me, though I no longer (as before) stayed every clear night outside peering through the viewer. I am in the fortunate position that I made of my hobby my job, and now I can pass my passion to other people. You give lectures, write articles, brochures and books, you're a science journalist, you have been a program manager ... I'd almost like to ask you: what have you not done yet? But the question is different, namely: which of these activities gives you the most satisfaction? It's a bit of a cliché answer, but no less true: the mix of all these works gives me the most satisfaction. But if I really have to choose, I think what gives me more pleasure is to accomplish a book like for instance, that beautifully designed “Atlas of astronomical discoveries” or the earlier book “Evolving Universe ". What does strike me the most about my work is that it leads me to so many special places: to remote areas for a total solar eclipse (Aruba, Zimbabwe, South Africa, China, Easter Island), or to distant mountain peaks where the largest observatories in the world are built (Northern Chile, Hawaii, La Palma). Your book "Atlas of astronomical discoveries" is a story about 400 years telescopic astronomy. What is for you the nicest discovery in that area? With any doubts: the (relatively new) discovery of planets around other stars (exoplanets). The first one was found in 1995, and hundreds of them are known bij now. It is an extremely rapidly evolving area of astronomy, and we certainly will hear a lot about it the coming years. I expect that within a maximum of two or three years (maybe less!) the first twin sister of the Earth will be found: a planet as large and as heavy as the Earth, orbiting around a star like the sun, on such a distance that a comfortable temperature dominates at the surface and water can occur. The ultimate holy grail is of course the discovery of life on a planet other than Earth, but I’m afraid that particular discovery will take some time ... |
Despite the "death certificate" of the Sun in 2009 by some astronomers, we could, recently, observe high activity in the Sun. In your website, in the announcement of your lecture: "The future of our solar system", I read: "Although the Sun can continue to burn hydrogen in its core for more than 5 billion years, probably in about 1 billion years time, Earth will become too hot to be able to sustain life”. This is, in human terms, a long breath! Are there, for future generations, tangible changes that could affect our life on earth? The cosmos can affect life on earth in many ways. The Sun exhibits occasionally extremely powerful eruptions (super flames, maybe once in every few hundred years), and that can have a significant impact on our society which is increasingly dependent on sensitive electronics. The explosion of a close supernova may also have effects here on Earth. The biggest cosmic risk lies perhaps in the possibility that the Earth in the future can/will be hit by an asteroid or a comet, as it has happened in the past with some regularity. Fortunately, there are many search engines operating to identify potentially dangerous celestial bodies (and if possible to bring them in a slightly different path), but sooner or later it will happen... none of these effects can be predicted in advance, so a message for future generations I cannot give :-) The northern lights, that delightful phenomenon that occurs when the sun is extra active, could be seen on a few occasions, here in the Netherlands. Can you predict the probability of occurrence of such a phenomenon? At high(er) northern latitudes, aurorae can often be seen. In the Netherlands, that's pretty rare. The chance of aurora at our latitude is greater as the Sun is more active and more powerful solar flares occur. The last years, the Sun has been extremely inactive, but it seems that in the last months great changes have occurred. A new maximum activity is expected in 2013 or 2014, so perhaps in those years, aurora will be visible again from the Netherlands. That is, anyway, never as spectacular as the aurora in Alaska, Iceland or Lapland. And to predict it with accuracy is impossible. Unfortunately... In September 2010, you interviewed Ben Droste, former dean of the Faculty of Aerospace Engineering of Delft University. He predicted then that space tourism would become a commonplace. Meantime, ‘Space Expedition’ has already the first nine tickets in their portfolio. Do you think space tourism will be a large scale activity, in our generation? It depends on what you mean by 'our generation'. The first commercial human spaceflight (probably of Virgin Galactic) will, most probably, take place within a couple of years, but it will be very expensive. Over the next ten to fifteen years prices will fall sharply, and I expect that in 2030 a short human spaceflight will be, at most, a few months' salary. Is space travel a dream of yours? If I would get an invitation to be a spaceflight participant, however briefly, I would not refuse. It seems to me to be a fantastic experience. But to call it a "dream" is too strongly put. One last question ... You’ve just mentioned traveling to remote areas and distant mountain peaks but… do you also like a good holiday in the Sun? I don’t like neither beach holiday nor lazy holiday, but I like to travel, particularly to areas with a warm, dry climate. Last year I made a four months trip from Alaska to Tierra del Fuego - in many ways an impressive experience. This spring, I will go for a couple of weeks through Northern Arizona and Southern Utah; at the end of 2012, are Australia and New Zealand in the program. My ideal vacation: a tour on my own (and/or walks) through spectacular landscapes, having a preference for deserts, rock formations, and high mountains. Thank you once more for your time and insights and I hope, in the near future, to interview you again about your spaceflight :-) Govert Schilling’s official website: http://www.allesoversterrenkunde.nl Govert Schillings lecture in ‘Studium Generale’, in Amersfoort is on YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=scuV6Ou0Dr0 |
Licht na de duisternis Gonny Kruisdijk |
||
De vertrekken waren somber, oud, donker en vies.
Een uitgeleefd huis. Ik heb nog twee maanden in deze situatie geleefd, om het huis te
vragen wat ik nou het beste kon doen. Er waren zoveel overbodige kamertjes. Waar wilde ik zelf slapen, waar de gasten...? Wat doe ik met
de grote kamer? Twee maanden kreeg ik de tijd om het huis tot me door te laten dringen. Ook de overgang van Nederland naar Frankrijk laten bezinken en alvast wat te integreren. ...en toen de sloop erin. Muren die eruit moesten konden met papier en al verwijderd worden. Een kamer had de prioriteit: hier komen de verhuisdozen te staan, waarna deze kamer lang de enige schone kamer zal zijn. De grote kamer. Ik begon daar met het behang van de muur te slopen, stomen, krabben. Een onmogelijke klus, want er is van alles gebruikt als plakmateriaal en er zijn vele lagen behang. Het behang komt in laagjes van de muur, telkens weer een ander tijdperk. Het laatste laagje is erg art Deco en van hele goede kwaliteit. En het wil er haast niet af, millimeter voor millimeter papiertjes... Daaronder komt de kale muur, eindelijk, tevoorschijn. Maar niet glad. De plamuur komt meteen mee, en het behang heeft afdrukken achter gelaten. Ik vergelijk het meteen met een graffiti muur in Amsterdam. Bijna een kunstwerk. Hierna kan de muur gerepareerd, en gestuukt worden. Heee, het licht verschijnt, de kamer wordt licht en fris en krijgt een heel ander karakter. Maar... oogt authentieker dan de verschoten behangetjes deden. Behalve het behang verdwijnen nu ook alle elektra draden, van antieke waarde, de vele telefoon en televisie kabels. Er komen hele mooie lucht roosters tevoorschijn en... ja, een kluis. Dáár hoop je op. Ik zie er al vele boorgaten in zitten, maar krijg hem niet open. Is hij nou wel of niet open geweest, er is wel duidelijk een poging gedaan. Ik besluit dat ik geen zin heb in slijptollen werk, en metsel de kluis weer achter een laagje cement. (jaren later gaat het toch wroeten in mijn gedachten...zou er echt niks in liggen, stel je voor... En 5 jaar later gaat eindelijk het cement er weer af, en met de slijptol word het slot eruit gewerkt. Niet te doen, een enorm ingewikkeld zwaar slot. Maar na veel moeite met de koevoet, breekt het slot open. En... Niks, helemaal niks). |
Maar de kamer werd na maanden werk, dus licht. Heerlijke mijlpaal, dat de eerste kamer opgeknapt is. Waarna de verhuisdozen kunnen komen.
Ik ben nog netjes naar de Mairie geweest om te vragen of ik die dag een enorme wagen de weg mocht laten blokkeren. Nou nee, dat was
eigenlijk niet mogelijk. Het is de enige weg, via Chissey a Morvan. De wagen moest maar af en toe aan de kant gaan om het verkeer langs te
laten. 2e punt is, dat ik aan de straat kant een voordeur heb, die veel handiger is dan via de achterkant met eerst de traptreden naar het
terras. Maar, ik heb geen sleutel van die deur. En zo kwam de vorige eigenaar met een bonen blik vol sleutels en hij ging ze allemaal
uitproberen. Een van de laatste bleek te passen. En de oude prachtige antieke deur ging weer krakend open. Nadat de spullen in de grote
kamer stonden kon de rest van het huis aangepakt worden. Twee grote muren werden neergehaald. Niet dat dat veel werk was, want eenmaal
een gaatje, kon je met je voeten de rest wegtrappen. Puinruimen was meer werk. Wauw wat een ruimte verschijnt er, en wat een lichtval,
van alle kanten. Het gipsen plafond ging eruit, en een authentiek Frans balken plafond komt tevoorschijn. Eiken, en helemaal gaaf. Met
twee enorme moeder balken. Er komt steeds meer licht, steeds groter worden de ruimtes en steeds kaler. Het donkere sombere uitgeleefde huis is verdwenen. En langzaam komen er nieuwe muren, tegels, behang, spullen en leeft het weer, lacht het ons toe en is iedereen blij die hier binnen komt. Niet alleen het oude is weg, het nieuwe heeft een buitengewoon aantrekkelijke sfeer. Toch blijft het een pastorie, het lijkt of het altijd zo was. Want wat blijkt? De vernieuwingen, door de jaren heen, hebben er een strak modern huis van willen maken maar je merkt aan het huis, dat het dat helemaal niet wilde. Het is min of meer in oude glorie. Kom nu maar op met alle verhalen. En vandaag, 5 jaar en twee maanden verder, hoor ik de namen van des Curés en hun gouvernantes. De geschiedenis van de missen, bijeenkomsten en gebruiken. Een Maria beeld is weer in huis en de sacristie is scriptorium geworden. Het erfgoed van Cussy is in leven gehouden. |
Nostalgia for the Light John Schwab |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
When I think of ‘light’ I think of Spring, finally emerging from a long, dark winter and being reunited with an old warm friend, the sun.
Light brings rejuvenation, new life, and warmth and there are numerous films that celebrate this in different ways.
There is a whole sub-genre of films that are about an individual escaping the oppressive darkness that is either of our own making
(fear/paranoia) or that of a future or present man made society. He battles his own fear and the oppressive society to find freedom and the
light. Some of my favorite films that explore this theme are cult classics such as…
Some films explore this theme of finding one’s own light from within by telling stories of an individual’s attempt to escape an oppressive marriage or partnerships with the wrong person. Having finally ended that relationship, the person adjusts to a new life alone and emerges from the darkness of that relationship by discovering a whole new world, either within himself through a new found ability, or he or she literally finds a new place where they feel they belong. Some of my favorite films that explore this theme are as follows:
On a more spiritual level there are films that celebrate light and life as the natural course of nature. For example the passing of life from the old generation to the new. One life ends and a new one begins, or the different stages of life as shown through the passing of seasons. Each season represents the beginning and end of a stage of our lives. Spring representing birth, new life, and innocence, our minds and bodies are still blossoming and discovering themselves. Summer represents adolescence, youth, love and sex as we explore our body’s potential and we are bathed in light. Autumn represents maturity, decay, old age and a darkening of skies as our bodies and minds lose their youthful glow and light. Winter represents death and hibernation, isolation and stagnation of the body and mind. But soon the cycle will start all over again. Some of my favorite films that attempt to show light through the natural cycles of life are as follows:
All these films are excellent examples of how life is always moving in cycles and how we will never stop reaching for the light, freedom, and growth or in some way to be better than what we were, but never forgetting who we are and where we come from. |