Dit is het verhaal van een man die van reizen zijn manier van leven heeft gemaakt.
Berber van afkomst, werd hij geboren in de stad Tanger in het jaar 1304, in een rijke familie.
Toen hij 21 was en Rechtenstudent, begon hij aan een buitengewoon avontuur en vertrok voor een bedevaart naar Mekka.
Hij was reiziger, pelgrim, ontdekkingsreiziger, ambassadeur, advocaat, hoveling, adviseur, geograaf en schrijver.
Zijn ervaring werd opgetekend in het werk Rihla, "The Journey", voorloper van de reisverhalen (of Rihlat) en verdragen van geografie.
Gedurende de 30 jaar dat hij heeft gereisd, heeft Ibn Battuta meer dan 120,000 km afgelegd door de meest verre en uiteenlopende plaatsen van een gebied dat nu 44 landen beslaat, in een tijd waarin de aarde een mysterie was, de afstanden lang waren en reizen een avontuur was.
Shams ad-Din Abu ‘Abdallah Muhammad Ibn ‘Abdallah Ibn Muhammad Ibn Ibrahim Ibn Yusuf al-Lawati at-Tanji Ibn Battuta Ibn Hamid al-Ghazi, beter bekend als Ibn Battuta, werd geboren in Tanger in 1304.
Opgevoed in een familie van magistraten had hij al snel toegang tot boeken, met een duidelijke interesse voor werken gewijd aan reizen en geografie.
Zijn opvoeding en opleiding maakte van hem een open en tolerante man, met een enorm vermogen zich aan te passen aan de gewoontes van anderen en het leren van hun talen.
De motivatie voor zijn reizen was de zoektocht naar de kennis van Dar Al-Islam (huis van de Islam), de islamitische landen, en de solidariteit en spirituele eenheid van die landen in een cultureel zo diverse wereld.
Ibn Battuta was een vrome Moslim en hoewel hij op eigen initiatief reisde, heeft hij vaak groepen pelgrims of caravans vergezeld en klassen bijgewoond in Madrassa's (Koranscholen), waar hij gastvrijheid vond.
Door zijn opleiding in
de Rechten was het hem toegestaan de functie van rechter uit te oefenen en leraar te zijn in de wetgeving in een aantal van de plaatsen waar hij woonde.
Dankzij de prestige dat hij hiermee verwierf, was hij permanent in contact met de heersers en de elites van de samenlevingen die hij bezocht, wat hem hogere functies bezorgde: adviseur en vertegenwoordiger van kaliefen, sultans en viziers (ministers).
Zijn reis begint in het jaar 1325 wanneer hij besluit zijn eerste bedevaart naar Mekka (de Hajj) te maken.
Ibn Battuta begint zijn reis alleen op een ezel door Algerije.
In Tlemcen maakt hij kennis met twee ambassadeurs van de Sultan van Tunis, die hem uitnodigen om hun land te bezoeken.
In Tunesië, waar hij twee maanden verblijft, sluit hij zich aan bij een Karavaan van pelgrims naar Mekka en in de stad Sfax trouwt hij met de dochter van één van de pelgrims.
In Tripoli scheidt hij weer van haar, vanwege een geschil met deze Pilgrim, en trouwt daarna met een andere vrouw uit de Karavaan, een Marokkaanse uit Fez.
In Egypte verlaat hij de Karavaan en doorkruist het land alleen.
Hij begint met een bezoek aan Alexandrië, waar hij een gedetailleerde beschrijving maakt van de beroemde vuurtoren, die hij jaren later als ruïne weer aan zal treffen.
Dan gaat hij naar Cairo, waar hij een maand verblijft en waar hij het belastingstelsel op basis van het niveau van overstroming van de Nijl bestudeert.
Hij bezoekt de piramides van Gizeh en de vallei van de Nijl tot Aswan, en keert daarna terug naar Cairo.
In Egypte leert hij ook een heilige man kennen, Abul Hassan ash-Shadili, die profeteert dat zijn weg naar Mekka vervolgd zal worden door Syrië.
Aldus geschiedt.br>
Hij passeert Gaza op weg naar Jeruzalem, waar hij de Rotskoepel beschrijft zonder zijn bewondering voor deze tempel te verbergen.
Ibn Battuta beweert dat een gebed in de moskee van Al-Aqsa meer waard is dan 500 gebeden elders, met uitzondering van de moskeeën van Mekka en Medina.
Hij bezoekt Libanon, dat hij beschrijft als één van de meest vruchtbare regio’s die hij heeft leren kennen, en de plaatsen van de kruistochten, zoals Baalbek, Antiochië en Aleppo.
Hij blijft twee periodes in Damascus, dat hij beschouwt als een van de meest opmerkelijke steden die hij heeft bezocht, en waar hij zijn diploma van hoogleraar Rechten ontvangt.
Vanuit Damascus, waar hij een maand verblijft voor Ramadan, vertrekt hij met een Karavaan naar Mekka, waar hij ook een maand verblijft, passeert de stad Petra in Jordanië en brengt een bezoek aan het graf van de profeet Mohammed (vrede zij met hem), in Medina.
Na de bedevaart sluit hij zich aan bij een andere Karavaan richting Irak, meer specifiek naar Basra en Najaf, waar hij een bezoek brengt aan het graf van Ali, de 4de kalief van de Islam.
Daar vandaan gaat hij naar Abadan, Ispahan en Shiraz, in Iran.
In juli 1327 komt hij terug naar Irak via Bagdad en Mosoel, en komt binnen in het huidige Turkije.
|
In 1328 keert hij terug naar Mekka voor zijn tweede pelgrimstocht, waar hij voor drie jaar bleef.
Tijdens deze periode maakt hij verschillende excursies per boot.
Gevestigd in Jeddah, bezocht hij Jemen, Somalië en Kenia, en keert terug naar Mekka voor zijn derde pelgrimstocht.
Tussen 1330 en 1346 bezoekt Ibn Battuta Anatolië, Centraal-Azië en de Krim, regio’s die gecontroleerd worden door de Mongolen.
Daar ontmoet hij Uzbeg Khan, wiens hof hij voor bepaalde tijd begeleidt.
Gedurende de periode dat hij bij de Mongolen verblijft, maakt hij een uitstapje in de regio van de Volga.
Zijn referenties over Zuid-Rusland, dat hij ‘Land van Schaduwen’ noemt, zijn heel interessant, met een beschrijving van sleeën als enig mogelijk vervoermiddel,getrokken door honden bij de onmetelijkheid van de sneeuw.
Met de Mongolen vertrekt hij van Bulghar op de Wolga naar Astrakan, en daar vandaan begeleidt hij één van de vrouwen van Uzbeg Khan in een bezoek aan haar vader, keizer Andronikos III van Constantinopel, waar hij een maand verblijft.
Dan keert hij terug naar Astrakan en vandaar gaat hij naar Delhi, op uitnodiging van de islamitische Sultan Muhammad bin Tughluq om daar als rechter te gaan werken.
De reis wordt gemaakt met een Karavaan die Afghanistan doorkruist langs Samarkand en Khorassan.
Tijdens de acht jaar dat hij rechter was in Delhi, bezocht Ibn Battuta verschillende regio's van India.
Zijn relatie met de Sultan degradeert dankzij intriges in het hof, waardoor hij besluit te vertrekken.
De Sultan verzoekt Ibn Battuta vervolgens om ambassadeur in de Yuan-dynastie van China te worden, een verzoek dat Ibn Battuta accepteert.
Zijn vertrek uit India wordt verstoord door een aanval van piraten en een schipbreuk, wat hem beweegt in de Malediven neer te strijken, waar hij zich tijdens de 18 maanden van zijn verblijf als rechter vestigt.
Over de Malediven schreef hij dat het een plaats is waar het huwelijk en de echtscheiding met het grootste gemak plaatsvinden en vaak alleen voor het plezier.
Ibn Battuta is daar meerdere malen getrouwd en in zijn geschriften prees hij de vleselijke eenwording met het inheemse. Het verbaasde hem wel dat ze apart aten van hun echtgenoten.
Zijn reis zet zich voort per boot richting China via Ceylon, Bangladesh, Sumatra, Malakka, Vietnam en de Filippijnen.
Over China, toen geregeerd door een heidense koning die afstammeling was van Dzjengis Khan, zegt Ibn Battuta dat er vele moskeeën waren waar Moslim handelaren toegestaan werd te verblijven en hun cultus te beoefenen.
Ibn Battuta benoemt het natuurlijke talent van de Chinese kunst, en verbaast zich over het feit dat de chinezen afbeeldingen van de bezoekers schilderen op de muren van hun huizen.
In 1347 keert hij terug naar het Midden-Oosten, op een moment waarop de Pest de bevolking van de regio doodt.
n 1349 komt hij, 24 jaar na zijn vertrek, thuis..
Het nieuws dat koning Alfons XI van Castilië zich voorbereidt op de aanval van Gibraltar brengt hem in 1350 met een groep van krijgers uit Tanger bij deze enclave om hem te verdedigen.
De dood van Alfons XI door de Pest en het einde van de dreiging van een aanval op Gibraltar maakte dat Ibn Battuta Al-Andalus bezoekt, specifiek de koninkrijken van Valencia en Granada.
In 1352 vertrekt hij naar Sijilmassa waar hij een Karavaan vergezelt tot aan Timboektoe.
Van deze laatste reis naar het rijk van Mali, blijft een rijke beschrijving van West-Afrika in de 14e eeuw over.
In 1355 vestigt Ibn Battuta zich in Fez, waar hij het beroep van rechter tot aan zijn dood zal uitoefenen.
Tijdens deze periode gelast de Sultan Abu Inan Merinida van Fez zijn secretaris Ibn Juzzay om de reisnotities van Ibn Battuta te compileren in zijn Rihla, een meesterwerk van de geschiedenis en geografie van de islamitische 14e eeuw.
De Rihla behoort tot de categorie werken die de oorsprong zijn van de geografische woordenboeken, van kosmografie, van de universele geografie en van de historische en geografische encyclopedieën.
De beschrijvingen zijn niet beperkt tot de fysieke aspecten van geografische plaatsen die hij doorkruist, zoals de natuurlijke landschappen, steden en de gebouwen, de uitrusting en infrastructuur, maar ze omvatten ook de zogenaamde morele infrastructuur van de samenlevingen. Dat wil zeggen, de aspecten betreffende de betrekkingen binnen de Gemeenschap en van de verhoudingen van de Gemeenschap tot de macht en de verschillende instellingen.
De Rihla werd geschreven tijdens een onrustige periode in de islamitische wereld, wanneer het oosten van Dar Al-Islam, bedreigd door de Turks-Mongoolse macht, zijn religieuze en politieke eenheid verliest.
Ibn Battuta heeft de capaciteit om de wijzigingen te begrijpen en te accepteren als een proces dat inherent is aan alle culturen, en ziet de val van de eenheid van de islamitische wereld gecompenseerd worden door de rijkdom van zijn verscheidenheid.
De dood van Ibn Battuta blijft een mysterie, en zijn juiste sterfdatum is niet bekend. Sommige auteurs noemen het jaar 1369 en anderen 1377.
De plek van zijn dood is ook onbekend; zeker weten we dat het in Marokko heeft plaatsgevonden, waarschijnlijk in Fez of Marrakesh.
Desondanks heeft de stad Tanger een mausoleum gebouwd te zijner nagedachtenis.
De erfenis van Ibn Battuta
kunnen we herkennen in de verschillende vormen waarop zijn naam voortleeft: zoals in een krater in de maan, de naam van de internationale luchthaven van Tanger en een straat van dezelfde stad ( allemaal naar hem vernoemd), in Marokkaanse postzegeledities, in een winkelcentrum in Dubai, waarvan de architectuur beïnvloed werd door zijn reizen, of de naam van één van de veerboten die heen en weer vaart in de straat van Gibraltar.
|
|
Esta é a história de um homem que fez de viajar o seu modo de vida.
Berbere de origem, nasceu na cidade de Tânger no ano de 1304, no seio de uma família abastada.
Aos 21 anos de idade, ainda estudante de direito, parte para fazer a peregrinação a Meca e inicia uma aventura extraordinária.
Foi viajante, peregrino, explorador, embaixador, jurista, cortesão, conselheiro, geógrafo, escritor.
A sua experiência ficou registada na obra Rihla, “A Viagem”, precursora dos relatos de viagens (ou Rihlat) e tratados de geografia.
Durante os cerca de 30 anos em que viajou, Ibn Battuta percorreu mais de 120.000 Km pelos lugares mais longínquos e diversos, incluídos num território que hoje abarca 44 países, numa época em que a Terra era um mistério, as distâncias eram longas e viajar era uma aventura.
Shams ad-Din Abu ‘Abdallah Muhammad Ibn ‘Abdallah Ibn Muhammad Ibn Ibrahim Ibn Yusuf al-Lawati at-Tanji Ibn Battuta Ibn Hamid al-Ghazi, conhecido por Ibn Battuta, nasceu em Tânger no ano de 1304.
Criado no seio de uma família de magistrados, cedo teve acesso à leitura, interessando-se especialmente por obras dedicadas às viagens e à geografia.
A sua educação e formação fizeram dele um homem de espírito aberto e tolerante, denotando uma enorme capacidade de adaptação aos costumes dos outros e de aprendizagem das suas línguas.
A motivação para as suas viagens foi a busca pelo conhecimento da Dar Al-Islam (a Casa do Islão), ou o conjunto dos Países Islâmicos, e da solidariedade e união espiritual entre as nações desse Mundo tão heterogéneo culturalmente.
Ibn Battuta era um Muçulmano devoto e, apesar de viajar por sua iniciativa, muitas vezes se juntou a grupos de peregrinos ou caravanas e frequentou as madrassas ou Escolas Corânicas, onde encontrava hospitalidade.
A sua formação em direito permitiu-lhe
exercer as funções de juiz ou professor de leis em vários dos lugares onde viveu.
O prestígio que angariou colocou-o permanentemente em contacto com os governantes e as elites das sociedades que visitou, o que o projectou para funções ainda mais nobres, como conselheiro e representante de califas, sultões e vizires.
A sua viagem começa no ano de 1325 quando decide fazer a sua primeira peregrinação a Meca (Hajj).
Ibn Battuta inicia o seu percurso sozinho, montado num burro, através da Argélia.
Em Tlemcen conhece dois embaixadores do Sultão de Tunis, que o convidam a visitar o seu país.
Na Tunisia, onde permanece dois meses, junta-se a uma caravana de peregrinos que se dirigia a Meca e, na cidade de Sfax, casa com a filha de um peregrino companheiro de viagem.
Em Tripoli, um diferendo com esse peregrino faz com que se divorcie, casando de seguida com uma outra mulher da caravana, uma marroquina de Fez.
No Egipto separa-se da caravana e percorre o país por sua conta.
Começa por visitar Alexandria, fazendo uma descrição pormenorizada do seu célebre farol, que curiosamente encontrará em ruínas anos mais tarde.
Segue-se a cidade do Cairo, onde permanece um mês, e onde estuda o sistema fiscal baseado no nível das cheias do Nilo.
Visita as pirâmides de Gizé e sobe o Vale do Nilo até Assuão, regressando posteriormente ao Cairo.
No Egipto conhece um homem santo, de nome Abul Hassan ash-Shadili, que lhe profetiza que o seu caminho para Meca será cumprido através da Síria.
Ibn Battuta assim faz.
Passa por Gaza até atingir Jerusalém, onde descreve a Cúpula do Rochedo sem esconder a sua admiração por esse templo.
Afirmou Ibn Battuta que uma oração na Mesquita de Al-Aqsa vale por 500 orações em qualquer outro local, à excepção das Mesquitas de Meca e Medina.
Visita o Líbano, que descreve como uma das regiões mais férteis que conheceu, e os lugares de referência das cruzadas, como Antioquia, Alepo e Baalbek.
Permanece por dois períodos em Damasco, que considera como uma das cidades mais notáveis que visita, e onde recebe o seu diploma de professor de direito.
De Damasco, onde passa o mês do Ramadão, parte com uma caravana para Meca, onde permanece um mês, passando pela cidade de Petra na Jordânia e visitando em Medina o túmulo do Profeta Muhammad (sobre Ele seja a Paz).
Terminada a peregrinação junta-se a outra caravana que se dirige ao Iraque, concretamente a Bassorá e Najaf, onde visita o túmulo de Ali, 4º califa do Islão.
Daí segue para Abadan, Ispahan e Shiraz, no Irão.
Em Julho de 1327 volta ao Iraque, por Bagdade e Mossul, e entra na actual Turquia.
|
Em 1328 regressa a Meca para a sua segunda peregrinação, onde permanece 3 anos.
Durante este período faz vários trajectos de barco.
Partindo de Jeddah, visita o Yemen, a Somália e o Quénia, regressando a Meca para a sua terceira peregrinação.
Entre 1330 e 1346 Ibn Battuta visita a Anatólia, a Asia Central e a Crimeia, regiões controladas pelos Mongois.
Aí conhece Uzbeg Khan, cuja corte acompanha durante algum tempo.
Durante o período que permanece com os Mongois, faz uma incursão pela região do Volga.
As suas referências ao Sul da Rússia, a que chama Terra das Sombras, são das mais curiosas, descrevendo os trenós puxados por cães como o único meio de transporte possível naquela imensidão de neve.
Com os Mongois parte de Bulghar no Volga para Astrakan, e daí acompanha uma das mulheres de Uzbeg Khan numa visita ao seu pai, o Imperador Andronikos III de Constantinopla, onde fica um mês.
Regressa a Astrakan e daí dirige-se a Deli, após aceitar um convite do Sultão Muçulmano Muhammad bin Tughluq para aí exercer o cargo de juiz.
A viagem é feita com uma caravana que passa por Samarcanda e Khorassan, e atravessa o Afeganistão.
Durante os oito anos que foi juiz em Deli, Ibn Battuta visita várias regiões da India.
A sua relação com o Sultão degrada-se por motivo de intrigas na corte, o que o leva a decidir partir.
O Sultão pede então a Ibn Battuta que aceite ser seu embaixador junto da Dinastia Yuan da China, pedido a que acede.
A sua partida da India é conturbada, devido a um ataque de piratas e um naufrágio, o que motiva uma paragem nas Ilhas Maldivas onde se estabelece durante 18 meses como juiz.
Sobre as Maldivas escreveu que é um lugar onde o casamento e o divórcio se realizam com a maior das facilidades e muitas vezes tendo como único motivo o prazer.
Nesse local Ibn Battuta casou-se várias vezes e nos seus escritos elogiou a união carnal com as nativas e interrogou-se pelo facto de comerem separadas dos seus maridos.
A sua viagem prossegue por barco em direcção à China passando por Ceilão, Bangladesh, Sumatra, Malaca, Vietnam e Filipinas.
Sobre a China, na época governada por um rei pagão descendente de Gengis Khan, Ibn Battuta afirma que se conservam no país inúmeras mesquitas onde é permitido aos comerciantes muçulmanos alojarem-se e praticarem o seu culto.
Referiu Ibn Battuta o talento natural dos chineses para as artes, admirando-se do facto de retratarem os visitantes em imagens afixadas nas paredes das casas.
Em 1347 regressa ao Médio Oriente, num período em que a peste negra dizima a população da região.
Em 1349 regressa a casa, 24 anos depois de ter partido.
A notícia de que o rei Afonso XI de Castela se prepara para atacar Gibraltar leva-o em 1350 até esse porto com um grupo de guerreiros de Tânger dispostos a defende-lo.
A morte de Afonso XI com peste e o fim da ameaça do ataque a Gibraltar permite que Ibn Battuta visite o Al-Andalus, concretamente os Reinos de Valencia e Granada.
Em 1352 parte para Sijilmassa onde segue com uma Caravana até Timbuctu.
Desta sua última viagem, ao Império do Mali, fica uma rica descrição da Africa Ocidental no séc. XIV.
Em 1355 Ibn Battuta estabelece-se em Fez, onde irá exercer a profissão de juiz até à sua morte.
Durante este período o sultão Merinida de Fez Abu Inan encarrega o seu secretário Ibn Juzzay de compilar as notas de viagem de Ibn Battuta na obra Rihla, uma obra prima da história e geografia muçulmana do século XIV.
A Rihla integra-se na categoria de obras que estariam na origem dos dicionários geográficos, das cosmografias, das geografias universais e das enciclopédias histórico-geográficas.
As suas descrições não se limitam aos aspectos físico-geográficos dos locais que percorre, sejam as paisagens naturais, as cidades e seus edifícios, os equipamentos e infra-estruturas, mas incluem a chamada infra-estrutura moral das sociedades, ou seja, os aspectos que se prendem com as relações na comunidade e da comunidade com o poder e com as suas várias instituições.
Rihla é uma obra escrita num período conturbado do Mundo Muçulmano, quando o Oriente da Dar Al-Islam, ameaçado pelo poder turco-mongol, perde a sua unidade política e religiosa.
Ibn Battuta tem a capacidade de entender e aceitar a mudança como um processo inerente a todas as culturas, fazendo notar que a perca da unidade do Mundo Muçulmano é compensada pela riqueza da sua diversidade.
A morte de Ibn Battuta encontra-se envolvida num mistério, não sendo conhecido com exactidão o ano em que faleceu, havendo autores que apontam para 1369 e outros para 1377.
O próprio local da sua morte é também desconhecido, sendo certo que tenha ocorrido em Marrocos, provavelmente em Fez ou Marraquexe.
Apesar disso a cidade de Tânger construiu-lhe um mausoléu onde perdura a sua memória.
O legado de Ibn Battuta
é hoje também reconhecido pelas várias formas como o seu nome é perdurado, seja numa cratera da Lua, na designação do aeroporto internacional de Tânger, numa rua da mesma cidade, em edições de selos dos correios marroquinos, num centro comercial do Dubai, cuja arquitectura é influenciada nas suas viagens, ou num ferry boat que faz as ligações no Estreito de Gibraltar.
|
|